Wat waren de voornaamste uitkomsten van dit onderzoek?
‘Georganiseerd seksueel misbruik van kinderen komt veelvuldig voor, zowel in Australië als in andere landen. Dit misbruik is op te delen in drie categorieën. Allereerst komt het voor binnen families, waar in de meeste gevallen de vader - en soms de moeder - de kinderen exploiteert. Bij deze families komt seksueel misbruik vaak al generaties lang voor. Vaak worden slachtoffers zowel door de ouders als door grootouders misbruikt. Ten tweede vindt het plaats binnen gemeenschappen, waarbij een netwerk van (veelal) mannen zich richt op kwetsbare kinderen, die bijvoorbeeld in de pleegzorg zitten. Ze proberen deze kinderen de prostitutie, kinderporno of kinderhandel in te lokken. Tot slot komt georganiseerd misbruik voor binnen instituties die de (tijdelijke) voogdij over kinderen hebben gekregen. En naturlijk is de laatste twintig, dertig jaar het internet een steeds belangrijkere rol gaan spelen. We zien daders in online netwerken. Maar we zien ook dat groepen, die elkaar fysiek ontmoeten, gebruik maken van digitale technologie om kinderporno te produceren en te verspreiden, en ook om hun slachtoffers te stalken en te terroriseren.’
Criminoloog Michael Salter deed de afgelopen vijftien jaar in Australië wetenschappelijk onderzoek naar georganiseerd seksueel misbruik. Hiervoor interviewde hij vijftig (inmiddels) volwassen slachtoffers en zestig deskundigen die met hen werken, waaronder psychologen, psychiaters en medewerkers van de kinderbescherming.
Michael Salter
Voor een grootschalig onderzoek naar georganiseerd seksueel misbruik van kinderen, sprak Argos met een aantal internationale experts. Michael Salter is als criminoloog verbonden aan de Universiteit van New South Wales in Australië en is expert op het gebied criminele netwerken en seksueel kindermisbruik. De website organisedabuse.com is door hem ontwikkeld.
Is er een duidelijk beeld van hoe groot dit soort netwerken zijn?
‘Dit is lastig te onderzoeken. Je kan dit soort netwerken bijna vergelijken met een subcultuur. Net als dat er geen overkoepelend online netwerk is voor drugshandel, geldt dit ook voor kindermisbruik. Wanneer ergens genoeg vraag naar is, zie je dat er netwerken ontstaan om hierin tegemoet te komen. In de vroege jaren negentig is er onderzoek gedaan waaruit bleek dat het bij zo’n twee tot drie procent van de zaken om georganiseerd kindermisbruik ging. We verwachten dat deze aantallen inmiddels zijn toegenomen, aangezien het internet het voor misbruikers relatief makkelijk heeft gemaakt om elkaar te ontmoeten. We hebben in ieder geval genoeg bewijs dat georganiseerd kindermisbruik voorkomt. Zo gebeurt het regelmatig dat zo’n zestig à zeventig misbruikers worden opgepakt binnen hetzelfde onderzoek.’
Hoorde u van de slachtoffers ook over rituelen die uitgevoerd werden tijdens het misbruik?
‘Ja, ongeveer één op de drie slachtoffers vertelde hierover, alhoewel de verhalen vaak heel verschillend zijn. Sommige slachtoffers zijn een paar keer naar groepen gebracht die gebruik maakten van rituelen, terwijl het bij anderen een vast onderdeel was van het misbruik. Ritueel misbruik komt over het algemeen vaker voor binnen families, waarbinnen een ongelofelijk destructieve cultuur van seksueel geweld is ontstaan. Alle familieleden worden als het ware in de val gelokt om mee te doen aan heel sinistere en ziekelijke gedragingen. Deze worden vervolgens gerechtvaardigd door verschillende geloofspatronen. Zo vertelde één slachtoffer in een hippie-gemeenschap te zijn opgegroeid in de jaren zeventig, waar ritueel seksueel misbruik regelmatig voorkwam. Tijdens dit misbruik werd niet gesproken over Satan, wat je vaker ziet binnen christelijke gemeenschappen, maar werd juist het Boeddhistisch gedachtegoed ingezet. Zo werd het slachtoffer gedwongen om vloeiend Sanskrit te leren, een oude schrijftaal van het Boeddhisme.’
Hoe weet je zeker dat dit soort verhalen kloppen?
‘Slachtoffers van georganiseerd misbruik vertellen vaak over heel verschillend soorten ervaringen. Als je iemand vier uur interviewt, in één geval duurde het interview zelfs twintig uur, krijg je een heel rijk en diep begrip van de geschiedenis en achtergrond van het slachtoffer. In feite is er niks ongeloofwaardigs aan ritueel seksueel misbruik. Het is misbruik dat heeft plaatsgevonden binnen families, gemeenschappen of instituten. De slachtoffers beschrijven geen dingen die ongeloofwaardig zijn. Door de media heerst er een stereotype dat verhalen over ritueel misbruik ronduit idioot zijn, of zelfs vergelijkbaar met ontvoeringen door buitenaardse wezens. Dit is absoluut niet het geval. Ik ben persoonlijk betrokken geweest bij onderzoeken waarin er op basis van forensisch bewijs onomstotelijk kon worden vastgesteld dat het om ritueel misbruik ging. Zo heb ik zelf crime-scenes gezien waar dierenbloed over de muren was gespoten en er overal symbolen getekend waren. In sommige gevallen waren dezelfde symbolen op de lichamen van de slachtoffers gebrand.’
In verschillende landen bestaat al langere tijd een ‘tegenbeweging’ van wetenschappers die aan dit soort getuigenissen twijfelen. Zo werd in de Verenigde Staten de False Memory Syndrome Foundation (FMSF) opgericht. Wat denkt u over de argumenten van deze groep?
‘Wanneer wij bewijsmateriaal van seksueel misbruik onderzoeken, doen we dat met een groep van experts op het gebied van kindermisbruik. De FMSF is niet door wetenschappers opgericht, maar door leken. Ironisch genoeg is de FMSF opgericht door de ouders van een wetenschapster in de psychologie, Jennifer Freyd. Zij is expert op het gebied van trauma en geheugen. Toen haar ouders begin jaren negentig ontdekten dat Freyd aan haar man had verteld seksueel misbruikt te zijn door haar vader, ontstond bij hen het idee voor de FMSF. De beweringen van de FMSF hebben specifiek betrekking op de vraag of het mogelijk is om valse herinneringen van autobiografische gebeurtenissen op te wekken. De claims van de stichting zijn niet relevant bij het beoordelen van beschuldigingen van kindermisbruik. De oprichters zijn geen experts op het gebied van kindermisbruik, en zullen dit ook niet worden. Nog een belangrijk feit is dat in de periode waarin de stichting werd opgericht, beschuldigingen van ritueel misbruik vooral van kinderen kwamen. Dit had dus niks te maken met zogenaamde “hervonden herinneringen”. De FMSF heeft helaas vooral verwarrende argumenten de wereld in geholpen, die de getuigenissen van ritueel misbruik in een verkeerd daglicht hebben gezet.’
Heeft deze groep invloed in Australië? Bijvoorbeeld bij rechtszaken?
'In Australië wordt het idee van valse herinneringen gelukkig niet heel serieus genomen. In 2003 is er door een gezondheidszorg-ombudsman in Australië onderzoek gedaan naar therapieën waarbij cliënten zouden worden aangemoedigd om valse herinneringen te vormen. De conclusie van dit onderzoek was dat dit soort therapieën helemaal niet voorkomen in Australië. Dit was het einde van de “valse herinneringen-beweging” in ons land, die inmiddels dan ook al zo’n vijftien jaar inactief is. Bovendien worden “expert-getuigenissen” op dit terrein niet als bewijs erkend in de Australische rechtszaal. In Australië valt er voor dit soort “experts” niet veel geld te verdienen. Hierdoor getuigen aanhangers van deze beweging, vaak tegen forse vergoedingen, voor mannen die in andere landen worden beschuldigd van kindermisbruik.’
Veel slachtoffers van vroegkinderlijk georganiseerd misbruik ontwikkelen een dissociatieve identiteitsstoornissen (DIS), waarbij de persoonlijkheid van het slachtoffer wordt opgesplitst in verschillende alters. Hoe zit dat?
‘DIS is een ernstige stoornis die ontstaat om pijnlijke herinneringen uit het verleden te kunnen verdringen. Georganiseerd misbruik, vooral wanneer dit binnen de familie plaatsvindt, begint vaak wanneer kinderen nog heel klein zijn, wat de kans op DIS in het latere leven vergroot. In de rechtszaal is de grootste barrière voor slachtoffers met DIS niet zozeer dat ze verschillende persoonlijkheden hebben, maar het feit dat zij oog in oog komen te staan met hun dader(s) en aan een kruisverhoor worden onderworpen. Vorig jaar was er een zaak in Australië waarbij een met DIS gediagnosticeerde vrouw een rechtszaak voerde tegen haar vader, die haar in haar jeugd had misbruikt. Haar vader ontkende in eerste instantie. Uitzonderlijk aan de zaak was niet alleen dat de vrouw ondanks de verschillende persoonlijkheden mocht getuigen, maar vooral de intensieve samenwerking die was ontstaan met politie en aanklager. Vaak zijn politie en aanklagers terughoudend bij de inzet van zulke getuigenissen, omdat zij weinig hoop hebben dat dit zal bijdragen aan een veroordeling. In dit geval vonden zij haar getuigenis overtuigend genoeg. Uiteindelijk hoefde de vrouw niet in de rechtszaal te getuigen, omdat haar vader vóór de rechtszaak toch nog bekende.’
'Er is wel degelijk bewijs dat dit bestaat, ook forensisch bewijs.’
Houden kindermisbruik-netwerken zich ook bezig met andere vormen van criminaliteit, zoals drugshandel?
‘Ja, dit soort netwerken zijn ook bij de drugshandel betrokken. Het is zelfs een belangrijk onderdeel van hun business-model. We horen vaak verhalen dat slachtoffers gedrogeerd worden met psychedelische of dissociatieve drugs. De daders moeten dus toegang hebben tot zulke drugs om het misbruik te kunnen plegen. Ook gebeurt het dat kinderen verslaafd worden gemaakt aan een bepaalde drug, bijvoorbeeld heroïne, zodat ze makkelijker te controleren zijn. Daarbij maakt het de kinderen ook nog ongeloofwaardiger. Het kind, of de tiener, wordt een junkie, en daarmee iemand waar waarschijnlijk niet naar geluisterd wordt.’
Hoe zouden autoriteiten het best met dit probleem om kunnen gaan?
‘Ik werk samen met politie en de autoriteiten hier in Australië. Het is belangrijk dat de politie beter wordt opgeleid om adequaat om te kunnen gaan met complexe trauma’s, met name trauma’s die binnen families ontstaan. Politiemensen weten dat seksueel misbruik binnen families bestaat, ze weten dat ritueel misbruik bestaat, ze weten dat de meest sadistische vormen van seksueel geweld bestaan en hoe obsessief en bizar pedofiele kindermisbruikers kunnen zijn. Maar politiemensen moeten beter getraind worden om signalen van kindermisbruik vroegtijdig te herkennen en om op de juiste manier om te kunnen gaan met de getraumatiseerde slachtoffers.’
‘Juist binnen families vinden soms de meest ernstige vormen van kindermisbruik plaats. Het zijn immers juist familieleden die toegang hebben tot heel jonge kinderen en pornografisch materiaal van hen kunnen maken. Tegelijkertijd kan misbruik binnen de familie het makkelijkst weggemoffeld worden. Het kind is volstrekt afhankelijk van hen en valt onder hun controle. Ik denk dat het belangrijk is dat er wereldwijd gewerkt wordt aan methoden waarmee misbruik binnen families zo snel mogelijk opgespoord kan worden. Het is tijd dat we de claims van de “valse herinnering-beweging” achter ons laten en onze ogen openen voor deze vormen van geweld. We moeten ons niet laten misleiden door de propaganda van mensen die zelf zijn beschuldigd kinderen te misbruiken. Er is wel degelijk bewijs dat dit bestaat, ook forensisch bewijs.’