Hoe makkelijk is het om journalist te zijn in Zweden? Een luilekkerland waar je geen maanden hoeft te wachten op een Wob-verzoek. Documenten meestal ongelakt arriveren en ambtenaren gewoon mogen bellen zonder bemoeienis van een persvoorlichter. Toch is ook in Europa’s bastion van openbaarheid een sluipende kentering gaande.

Ze zijn er maar wat trots op, Zweedse reporters en hun openbaarheid van bestuur. Breng 10 minuten in hun gezelschap door en je wordt getrakteerd op een waslijst aan zaken die voor Nederlandse vakgenoten bijna utopisch klinken. Ga maar na: het land heeft de oudste transparantiewetgeving ter wereld. Sinds 1776 is de wet op persvrijheid, samen met drie andere wetten op gebied van overheidstransparantie verankerd in de Zweedse grondwet. Iedereen – inclusief bedrijven en mensen buiten Zweden – heeft toegang tot publieke documenten en elke ambtenaar heeft het recht om vrijuit met journalisten en burgers te spreken.

Zoals Nederland zich graag voorstaat als bakermat van mensenrechten, draagt Zweden die roemruchte openheid ook graag uit. Maar Zweedse overheden belijden niet alleen openheid, ze voegen nog steeds meestal de daad bij het woord, vertelt journalist Mats Amnell. Hij schrijft voor de krant Sydsvenskan, geeft juridisch advies aan Zweedse journalisten die een Wob-verzoek indienen en doceert parttime journalistiek aan de Universiteit van Linne. In 2018 vroeg Amnell bij wijze van experiment aan 150 Zweedse gemeenten om hem een document op te sturen waarvan hij zeker wist dat zij het in bezit hadden en bij aanvraag moesten opsturen. Drie werkdagen later had hij van nagenoeg alle gemeentes het document ontvangen. Erg verbaasd was Amnell daar niet over: ‘Doorgaans heb ik binnen één, max twee werkdagen de documenten waar ik om heb gevraagd.’ 

Wobben op zijn Zweeds

Voor menig Nederlandse journalist of burger – gewend aan maandenlang wachten op Wob-verzoeken en vlijtig zwartgelakte documenten – klinkt zo’n open bestuurscultuur als een droom, maar in Zweden kijkt niemand ervan op. Overheidsinformatie is de facto openbaar in plaats van andersom. Zo krijgt Amnell dagelijks een e-mail van de lokale politie met daarin een overzicht van de laatste misdrijven en stuurt de gemeente hem iedere week nieuwe toevoegingen aan een register van opvraagbare overheidsdocumenten. Ziet hij daarin iets interessants, dan volstaat een mailtje of telefoontje om de documenten binnen enkele dagen te ontvangen.

Ook burgers maken daar veelvuldig gebruik van. Zo is kadasterinformatie digitaal te raadplegen, zonder verzoek vooraf. Handig om te achterhalen wie de eigenaar is van een stuk land bijvoorbeeld, of de buurman wel de juiste vergunning heeft voor zijn verbouwing, of als iemand wegrijdt na een aanrijding. ‘Als je het nummerbord hebt, kun je die persoon opzoeken. Er zijn veel dagelijkse situaties waarin deze transparantie nuttig kan zijn.’ In Nederland zorgt de strenge privacywetgeving ervoor dat dit soort informatie opvragen niet makkelijk is.

Natuurlijk, ook in Zweden wordt heus wel eens een informatieverzoek afgewezen. In die gevallen bestaat altijd nog de gang naar de rechter om openbaarmaking af te dwingen. Tussen 1997 en 2008 deden burgers en journalisten dat zo’n 300 keer per jaar.   Eén op de drie zaken werd in hun voordeel beslist. ‘Soms worden informatieverzoeken zonder enige motivering afgewezen. Als we instanties erop wijzen dat dit niet mag en naar de rechter te stappen, blijkt dat de instantie ook helemaal geen goede reden heeft.’ Aan wantrouwen, vrees voor imagoschade of angst voor ‘gedoe’ ligt dat volgens Amnell overigens niet. ‘Ik merk geen terughoudendheid bij ambtenaren journalisten of burgers. Het vertrouwen is goed en wederzijds.’ 

Kentering

Toch signaleert Amnell ook in transparantieparadijs Zweden een duidelijke kentering. ‘Veel publieke organisaties, zoals scholen en ziekenhuizen, zijn inmiddels geprivatiseerd. Hierdoor kun je geen informatie meer over deze organisaties opvragen, omdat dit economische belangen zou schaden.’

Bovendien is sinds 2009 voor Zweedse begrippen verstrekkende wetgeving van kracht die bepaalt in welke gevallen de overheid informatie geheim mag houden. Alle informatie die betrekking heeft op de nationale veiligheid, internationale betrekkingen en de economische belangen van Zweden zijn niet langer per definitie openbaar. Een zorgelijke ontwikkeling vindt Amnell, vooral voor de journalistiek: ‘Met dank aan de openbaarheid van officiële documenten kon ik aantonen dat Zweedse belastingbetalers voor miljoenen euro’s werden belazerd door een handjeklap tussen ondernemers en ambtenaren. Zonder de openbaarheid van bestuur, was dat nooit gelukt.’ 

Stap voor stap loopt de informatievoorziening in Zweden terug: in 2013 kwam er bijvoorbeeld nieuwe wetgeving die het lastiger maakte om documenten op te vragen die gerelateerd zijn aan de Europese Unie en de relatie tussen Zweden en andere lidstaten. Vier jaar later maakte de Zweedse vervoersautoriteit gegevens over verkeersongelukken minder toegankelijk. En vorig jaar wees het Zweedse parlement nog een wetsvoorstel af om informatie op te kunnen vragen over scholen die met publiek geld worden gefinancierd. 

Het imago van Zweden als wereldkampioen transparantie is volgens Amnell dan ook dringend aan herijking toe: ‘We denken dat we de beste zijn van de wereld en niks hoeven te veranderen. Ondertussen zijn politici uitzonderingen gaan maken op transparantie omdat het toch al zo goed verankerd is in onze wet. Maar op de lange termijn heeft dit een grote invloed en zetten we stapjes achteruit, terwijl andere landen de afgelopen jaren juist opener en liberaler zijn geworden.’