Veiligheidsmaatregelen moeten voorkomen dat het Iraanse regime hier kennis opdoet over ballistische raketten. Maar zijn die maatregelen wel proportioneel? Daryaa, een promotiestudent die aan de TU Delft onderzoek deed naar sociale netwerken, moest stoppen vanwege het Iraanse raketprogramma. Hoe kan dat?

Op een avond in 2020 krijgt promotiestudent Daryaa een pushmelding op haar telefoon. Het is een mail van haar supervisor, die begint met de zin: 'Ik hoop dat het goed met je gaat en dat je gezond bent... en dat je deze e-mail op een of andere manier aankunt...'

Daryaa is op dat moment al anderhalf jaar in Nederland, op uitnodiging van de Technische Universiteit Delft, en ze is bezig met het afronden van haar promotieonderzoek, dat ze in Iran begonnen is. Het laatste paper, dat ze samen met haar Nederlandse begeleiders heeft geschreven, is af en hoeft alleen nog maar gepubliceerd worden. De eerste peer-review, de wetenschappelijke toetsing door collega’s, bij een wetenschappelijk tijdschrift is al achter de rug en de finishlijn is in zicht. Nog even doorbijten en dan heeft ze haar doctorsgraad verdiend. 

'Verboden om samen te werken'

Maar dan komt die mail van één van haar begeleiders, Frances Brazier: ‘Terwijl we bezig waren met het artikel kregen we een bericht van de universiteit dat de nieuwe EU-sancties gevolgen hebben voor ons werk… We mogen niet langer samenwerken met studenten, professoren en andere medewerkers die verbonden zijn aan acht universiteiten en organisaties in Iran (…) We kunnen dit onmogelijk negeren. Ons is expliciet verboden om samen te werken aan papers of wat dan ook.' Brazier schrijft dat het haar spijt. Het is onrechtvaardig, zegt ze, maar er zit maar één ding op: namelijk dat zij en haar mede-begeleider zich terugtrekken als co-auteurs van de paper. 

‘Ik was in shock, ik kon het niet geloven’, zegt Daryaa achteraf. Na anderhalf jaar goed samengewerkt te hebben, trekken haar begeleiders van de ene op de andere dag de stekker uit hun gezamenlijke project. Ze realiseert zich wat dit voor haar betekent: als haar begeleiders zich terugtrekken, wordt de review-procedure bij het tijdschrift stopgezet. En als het artikel niet gepubliceerd wordt, kan ze niet promoveren.

'Ik heb echt niks met raketten te maken.'

De EU-sancties waar haar begeleider aan refereert, zijn erop gericht de ontwikkeling van het Iraanse ballistische raketprogramma in te dammen. En Daryaa vraagt zich af: wat hebben die sancties met mij te maken? Aan de TU Delft deed ze onderzoek naar de vraag hoe artsen onderling informatie uitwisselen via sociale netwerken. ‘Ik heb echt niks met raketten te maken’, zegt ze voor de duidelijkheid. En bovendien, ze is niet zomaar uit Iran vertrokken: ‘Ik ben het niet eens met het Iraanse regime. Ik wilde niet leven onder een overheid die zich niks aantrekt van mensenrechten. Maar nu ben ik hier, in een vrij land, en word ik nog steeds beperkt en verdacht omdat ik uit Iran kom!'

'Ongewenste kennisoverdracht'

Sinds 2019 heeft de Nederlandse overheid enkele maatregelen getroffen om ‘ongewenste kennisoverdracht’ op Nederlandse universiteiten tegen te gaan. Die maatregelen kwamen vooral voort uit zorgen om de ontwikkeling van een Iraans kernwapen - meer specifiek: dat het Iraanse regime op Nederlandse universiteiten kennis op zou kunnen doen die gebruikt zou kunnen worden bij het ontwikkelen van ballistische raketten. Het doel van de maatregelen is dus om studenten en onderzoekers te weren, die dit soort gevoelige kennis over zouden kunnen dragen aan Iran. 

Maar er zijn twee problemen: ten eerste mag een universiteit niet zomaar studenten en onderzoekers uitsluiten. Ten tweede is het nog knap lastig om te bepalen welke technologie precies ‘gevoelig’ is, en dus moet worden afgeschermd. Om toch grip te krijgen op de kwestie en om te voorkomen dat ‘Nederlandse kennis’ weglekt naar het Iraanse raketprogramma, verspreidt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de zomer van 2020 de waarschuwing over de Europese sanctieverordening waar Daryaa haar begeleider naar verwijst: Nederlandse universiteiten mogen niet meer samenwerken met Iraanse universiteiten die op de sanctielijst staan.

Dit is een nogal brede interpretatie van de verordening. Want de verordening – die overigens al sinds 2012 van kracht is – is oorspronkelijk bedoeld om de export van raketonderdelen naar Iran tegen te gaan. En bovendien om te voorkomen dat Europese partijen financiële steun bieden aan - of, in de woorden van het ministerie, ‘economische middelen’ beschikbaar stellen voor - het Iraanse raketprogramma.

Indirecte steun aan raketprogramma

Met het samenwerken met individuele onderzoekers die verbonden zijn aan zo’n universiteit is in principe dus niet zo veel mis, zou je zeggen. Daarbij gaat het noch om export van goederen, noch om een financiële injectie. Maar het Ministerie van OCW ziet dat anders: de term ‘economische middelen’, licht het ministerie toe in een brief aan de universiteiten, ‘is breed gedefinieerd en houdt in de praktijk in: alles wat waarde heeft, ook een (wetenschappelijke) samenwerking en/of het delen van kennis met een onderzoeker verbonden aan een gesanctioneerde kennisinstelling valt hieronder.’

De samenwerking met studenten en onderzoekers wordt dus gezien als indirecte economische steun aan het raketprogramma, ook als de studenten zelf totaal niets met raketten te maken hebben.

En dat is precies de reden waarom Daryaa haar promotietraject stil komt te staan. Tijdens haar verblijf in Nederland is zij ook nog verbonden aan de universiteit waar ze haar promotie is begonnen: Sharif University in Teheran. Daryaa was daar altijd trots op, want Sharif is een van de meest prestigieuze en internationaal gewaardeerde technische universiteiten van Iran. Als je daar mag studeren, behoor je tot de top. Maar in 2020 komt ze er via de mail van haar begeleider achter dat Sharif ook op verschillende sanctielijsten staat, omdat de faculteit Lucht- en Ruimtevaart samenwerkt met het Iraanse regime. ‘Sindsdien heb ik het gevoel dat ik me ervoor moet schamen dat ik daar heb gestudeerd.’

Geen spion

‘Ik zie niet hoe het onderzoek dat wij deden een negatieve toepassing kan hebben, militair of anderszins’, dat zegt Martijn Warnier, hoogleraar complex systems design en Daryaa’s andere begeleider aan de TU Delft. Hij was zelf ook verbaasd toen hij bericht kreeg vanuit het universiteitsbestuur dat de samenwerking met sommige Iraanse universiteiten voortaan verboden was: ‘Als iemand onderzoek zou doen naar spionagenetwerken of nucleaire technologie, dan kan je je zoiets voorstellen. Ik zie Daryaa zeker niet als potentiële spion.’

Toch zag Warnier geen andere weg dan de samenwerking stop te zetten en zich terug te trekken als co-auteur van Daryaa’s paper. ‘Als ik zoiets niet uitvoer, is dat formeel gezien gewoon werkweigering, een grond om ontslagen te worden. Dus ik heb vrij snel de conclusie getrokken dat we niet veel andere keuzes hadden dan om dit uit te voeren.’

Verdachte universiteit

Bij de invoering van elke maatregel rond kennisveiligheid wordt benadrukt dat zorgvuldigheid van groot belang is. Maar desondanks zijn er veel onderzoekers, zoals Daryaa, die de dupe worden van de kennisveiligheidsbureaucratie. Onderzoekers op andere universiteiten, zoals Universiteit Twente en de Technische Universiteit Eindhoven, vertellen vergelijkbare verhalen. Verschillende Iraanse studenten die in Nederland een master hebben gedaan en hier vervolgens ook willen gaan promoveren, vertellen dat ze op het laatste moment toch afgewezen werden omdat ze bijvoorbeeld hun bachelor in Iran aan een verdachte universiteit hebben gedaan.

In een afwijzingsmail aan een Iraanse kandidaat schrijft een leider van een onderzoeksgroep van de Universiteit Twente: 'Helaas is het vanwege sancties momenteel niet toegestaan om medewerkers of gastmedewerkers aan Nederlandse universiteiten aan te stellen indien zij aan een gesanctioneerde Iraanse universiteit hebben gestudeerd. Een controle van uw achtergrond laat zien dat u voor uw bachelor heeft gestudeerd aan de Sharif University of Technology.' Als de kandidaat protesteert, omdat ze al jaren weg is van Sharif, krijgt ze de reactie: 'We zijn van mening dat we geen keus hebben dan deze regels te volgen.’ Uit angst om de kennisveiligheidsregels te overtreden, kiezen universiteiten vaak liever het zekere voor het onzekere. 

Warnier: ‘Mijn interpretatie is dat de overheid een vrij brede regeling heeft getroffen, om alle risico’s af te dekken en omdat zo’n algemene regeling makkelijker is om te implementeren. Ik vind dat op zich wel een probleem, omdat mensen zoals Daryaa daar direct de dupe van worden. Het is een voorbeeld van de goeden die onder de kwaden moeten lijden.’

Het is inmiddels twee-en-een-half jaar geleden dat Martijn Warnier en zijn collega-supervisor de samenwerking met Daryaa stopzetten. Ondertussen is Daryaa nog steeds niet gepromoveerd. Ze heeft meerdere keren geprobeerd haar paper opnieuw in te dienen bij verschillende tijdschriften, maar terwijl het paper in 2020 bijna door de selectie heen was, wordt het, sinds haar Nederlandse professoren zich hebben teruggetrokken, steeds opnieuw afgewezen. Bijvoorbeeld met de boodschap dat het niveau van haar Engels niet voldoende is. Maar daarover is Warnier stellig: 'Het artikel is nagekeken door een native speaker. Het is wel goed genoeg.’ Daryaa: ‘Er staan nu alleen maar Iraanse auteurs op het paper. Dat is in de ogen van veel reviewers geen aanbeveling.’

Uitzondering maken? Meldt u zich bij de douane!

Bij het stopzetten van de samenwerking, schrijven Daryaa’s begeleiders: ‘We kunnen dit onmogelijk negeren. Ons is expliciet verboden om samen te werken aan papers of wat dan ook.’ Ze zijn ervan overtuigd dat er niks anders op zit dan de regels te volgen. 

En inderdaad: in de brief die het universiteitsbestuur van de TU Delft stuurt aan de decanen is niks te lezen over de mogelijkheid om uitzonderingen te maken. Dat is jammer, want in de brief waarin het ministerie van OCW de universiteiten wijst op de sanctieregeling, staat wel degelijk dat uitzonderingen mogelijk zijn: 

Heeft de samenwerking een indirecter karakter dan zijn er uitzonderingen mogelijk op het verbod. Om een beroep hierop te doen, zal de universiteit een indelingsverzoek in moeten dienen bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer. Of een uitzondering mogelijk is, wordt van geval tot geval bepaald en hangt onder meer af van de aard van de samenwerking, het moment waarop de samenwerking is aangegaan, de mate van zeggenschap die de gesanctioneerde entiteit heeft, etc.’

Het is een beetje raar. Om toch met een onderzoeker van een gesanctioneerde universiteit in het buitenland te mogen samenwerken, moet je als Nederlandse universiteit dus langs een loket bij de douane. Maar: het ís dus mogelijk. 

Martijn Warnier laat weten dat hij geen idee had, dat hij voor Daryaa een uitzondering zou kunnen aanvragen. ‘Als dat wel zo was geweest, dan had ik zeker geprobeerd om een uitzondering te krijgen.’