Topambtenaar Bernard ter Haar ziet met lede ogen aan hoe overheidsbeleid bijdraagt aan de groei van het aantal dak- en thuislozen. Donderdag verscheen zijn rapport, met een aantal stevige adviezen aan een nieuw kabinet. ‘We zien dat het bij alle aandachtsgroepen eigenlijk eerder de verkeerde kant uitgaat dan de goede.’

In de afgelopen tien jaar is er bepaald geen gebrek geweest aan actieplannen en onderzoeken. Toch hebben opeenvolgende kabinetten jongerendakloosheid niet naar tevredenheid weten terug te dringen. Hoe verklaart u dat?
Het is een veelzijdig probleem en daarom zijn er ook veel partijen betrokken bij de aanpak. Die partijen weten elkaar vaak niet goed te vinden. Het ene ministerie probeert het op die manier en de ander probeert het op een andere manier. De eindverantwoordelijkheid voor de hulp aan deze jongeren ligt weer bij de gemeentes, maar die weten ook niet goed hoe ze in dat regelwoud een weg moeten vinden. Dan gaat het dus vaak fout.

Kunt u een voorbeeld noemen?
Een voorbeeld dat we in het rapport noemen, is dat je ziet dat de leeftijdsgrenzen van verschillende regels heel slecht op elkaar aansluiten. Wanneer is iemand volwassen? Vanuit de jeugdzorg ben je vanaf achttien jaar volwassen, maar op de arbeidsmarkt ben je pas vanaf drieëntwintig jaar volwassen. Daartussen zit je in een grijs gebied waarin het moeilijk is een inkomen te genereren. Het minimumjeugdloon is echt niet voldoende om een zelfstandig bestaan op te kunnen bouwen en vanuit de bijstand krijg je al helemaal onvoldoende geld.

Als je dan zelfstandig wilt wonen, zie je dat goedkope huisvesting eigenlijk niet of nauwelijks beschikbaar is. Maar je komt ook niet in aanmerking voor inkomensondersteuning, zoals huurtoeslag, bij duurdere sociale huurwoningen. Zo zie je dat je kwetsbare jongeren echt het moeras induwt. En daarvan zeggen wij: dat is niet alleen doodzonde van die jongere zelf, maar het kost ook veel geld.

We zien ook dat het op dit moment bij alle aandachtsgroepen eigenlijk eerder de verkeerde kant uitgaat dan de goede. Dat is wel raar als je ervanuit gaat dat iedereen met de beste intenties aan oplossingen werkt.

Bernard ter Haar

Bernard ter Haar (1955) werkt al meer dan dertig jaar bij de Rijksoverheid. Als topambtenaar boog hij zich over een scala aan ingewikkelde dossiers, zoals het Nederlandse stikstofbeleid en de belastingheffing voor multinationals.

Daarvoor was Ter Haar onder meer directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en directeur-generaal Milieu bij het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu. Als directeur Financiële Markten was hij in de kredietcrisis het brein achter de nationalisatie van Fortis en ABN AMRO.

Ter Haar studeerde economie en promoveerde in de theoretische natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Kwetsbare mensen, zoals dak- en thuislozen of statushouders, komen steeds lastiger aan een betaalbare woning. Hoe kunnen deze mensen beter geholpen worden? Dat onderzocht Bernard ter Haar samen met een werkgroep bestaande uit ambtenaren van vijf ministeries, gemeenten en woningbouwcorporaties. Het resultaat is een adviesrapport getiteld ‘Een thuis voor iedereen’, waarin maatregelen staan om kwetsbare mensen aan een huis en hulp te helpen.

Kunt u concreter worden? Wat gaat de verkeerde kant op?
Het aantal dak- en thuislozen neemt toe. De statushouders worden steeds moeilijker gehuisvest. De hulp aan kwetsbare ouderen gaat ook lang niet altijd goed, daar heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een mooi rapport over uitgebracht. Die groep ouderen is heel erg groeiende. In die zin wordt dat probleem ook groter en groter.

Terug naar jongerendakloosheid. U zegt: het komt deels door bestuurlijk onvermogen en deels door wetgeving die contraproductief is. Hoe zou een nieuwe regering dat probleem moeten tackelen?
In ons rapport proberen we ook die vraag te beantwoorden. Dat aanpakken doen we in twee fases. Sommige dingen kun je snel doen. Dat noemen we dan het spoedpakket. Maar je moet ook zorgen dat je de partijen die we nu bij elkaar gebracht hebben echt voor langere termijn bij elkaar houdt.

De ambitie die in dit rapport staat is: zorg dat alles in 2030 voor elkaar is. Maar we vonden het ook belangrijk om aan te geven wat je op korte termijn al zou kunnen doen om de situatie te verbeteren. Daar zit een preventieve kant in: zorg ervoor dat mensen niet dakloos raken bijvoorbeeld.

Dus het voorkomen van huisuitzettingen bijvoorbeeld?
Ja precies. Op de meeste plekken in het land probeert men dat al wel. Veel gemeenten en corporaties hebben toch een soort last resort: als we het echt niet meer weten, dan zetten we mensen er gewoon uit. Of soms als sanctie: als je een hennepkwekerij op je zolder hebt, wordt het hele gezin op straat gezet. Dat is overigens vaak een hele slechte oplossing.

Ten tweede: probeer bestaande gebouwen beter te benutten, dus maak het delen van een woning makkelijker. Zet jongeren bij elkaar, dan hebben ze nog wat steun aan elkaar ook. En kijk welke kantoren je snel kunt ombouwen tot woonruimtes.

We kijken ook naar financiële maatregelen. Het is natuurlijk wel opvallend dat woningbouwcorporaties nog maar op halve kracht bouwen sinds de verhuurdersheffing er is. Doe daar iets aan.

Dan heb je nog de gemeentes die financieel enorm krap zitten op dit moment. Ze hebben gewoon te weinig geld om die begeleiding te leveren die geleverd moet worden. Daar moet structureel meer geld heen.

En tot slot: doe echt iets voor die groep jongeren van 18 tot 23 jaar.

Wat stelt u dan voor?
Zorg dat alle leeftijdsgrenzen op elkaar aansluiten. Zorg dat er in ieder geval vanuit de regels voldoende middelen zijn voor levensonderhoud en huisvesting. Verruim de mogelijkheid voor het verhuren voor woningen voor deze jongeren. Zorg dat die huurtoeslagregels daar ook bij aansluiten.

Jongeren komen alleen maar in aanmerking voor het laagste segment van de huurtoeslag omdat ervanuit wordt gegaan dat jongeren ook in de goedkoopste typen woningen zitten. Die woningen zijn niet altijd beschikbaar. Dus als jongeren in duurdere sociale huurwoningen terechtkomen, is er geen huurtoeslag. Wij zeggen: zorg dat dat wel zo is. Maak een uitzondering.

Gebruik initiatieven zoals Friends-woningen. Stel die vier weken zoektermijn bij het aanvragen van een bijstandsuitkering buiten werking. En laat de kostendelersnorm niet meer gelden voor jongeren van 18 tot 23 jaar.

De verhuurdersheffing is een heffing die verhuurders opgelegd krijgen als ze meer dan vijftig woningen bezitten met een huurprijs onder de huurtoeslaggrens. De heffing werd ingevoerd onder kabinet-Rutte II en levert de staatskas jaarlijks miljarden op. Op de maatregel is al jarenlang kritiek. Corporaties geven aan dat de heffing hen belet te investeren in goedkope woningen. Demissionair minister Ollongren (BZK) maakte onlangs een opmerkelijke draai: ze zei de verhuurdersheffing te willen afschaffen om het woningtekort te kunnen oplossen.

Mensen in de bijstand kunnen op hun uitkering worden gekort als ze hun woning delen met een volwassene van 21 jaar of ouder. Het idee achter deze kostendelersnorm is dat samenwonen goedkoper is. De norm heeft echter ook een keerzijde. Eerder ontdekte Argos in samenwerking met het Rotterdamse online tijdschrift Vers Beton dat de regel ertoe leidt dat ouders hun kinderen aansporen het huis uit te gaan, uit angst gekort te worden op de bijstandsuitkering.

Met uw advies over de verhuurdersheffing, maar ook de kostendelersnorm, schopt u wel tegen heilige huisjes. Afgelopen kabinetten hebben beide maatregelen te vuur en te zwaard verdedigd, ondanks signalen over de negatieve effecten.
Je ziet dat de kostendelersnorm samenwonen belemmert en daarmee dus ook een beetje voor elkaar kunnen zorgen en het efficiënt gebruik van woningen. De regel heeft ook tot gevolg dat jongeren het huis uit moeten, omdat de ouderen die in de bijstand zitten het gevoel hebben dat ze het financieel niet meer kunnen bolwerken. Je ziet het ook aan de kant van ouderen. Als die blijven samenwonen kunnen ze een beetje voor elkaar zorgen, maar dat wordt ook een krap ding als de vergrijzing doorzet.

U loopt al heel lang mee in de top van de Rijksoverheid. Zag het Rijk van tevoren niet aankomen dat zo'n kostendelersnorm ook averechts kan uitwerken voor mensen?
Nou eerlijk gezegd: nee. We hadden natuurlijk niet het gevoel dat het een populaire maatregel zou zijn, maar wel dat ‘ie uitlegbaar was. Je hebt minder vaste lasten als je samenwoont. Bovendien moesten we bezuinigen en je moet het geld ergens vandaan halen. Dus vanuit die optiek is het geïntroduceerd. Maar we hadden inderdaad onvoldoende scherp dat zo'n financiële prikkel kan leiden tot gedrag van: dan gaan we uit elkaar.

De kritiek op de verhuurdersheffing is van begin af aan geweest: corporaties kunnen door die belasting niet investeren in goedkope woningen. Toch is de verhuurdersheffing in stand gehouden.
Ja, zo zie je dat kennis verrijkt. Dat speelt natuurlijk ook rond de verhuurdersheffing. Kijk, het is begonnen, ook daar weer, als bezuinigingsoperatie. Het geld moet ergens vandaan komen. Maar ook met het idee: die corporaties zitten op een enorme hoeveelheid vermogen, wat een soort publiek vermogen is, en het is niet onlogisch om daar iets van terug te brengen naar het publieke domein. Dat kunnen we via zo'n heffing doen. Op zich was dat vanuit een financiële bril niet onlogisch. Gaandeweg zie je toch dat het niet meevalt met die liquiditeit van corporaties. Ze hebben af en toe ook enorm misgekleund. Kijk naar het Vestia-drama, waar ook alle corporaties voor hebben moeten bijdragen.

In de loop der jaren zie je dat het financiële plaatje er toch anders uit ziet dan we destijds in beeld hadden. Dan moet je als beleidsmakers zeggen: dit hebben we verkeerd ingeschat. Dat moet anders. Dat is ons advies: durf je beleid bij te stellen als je ziet dat het de verkeerde kant uit gaat.

We moeten eigenlijk veel beter onderzoek doen voordat we een regel invoeren.
Ik denk dat het enorm zou helpen als we op basis van verzamelde kennis beleid ontwikkelen in plaats van vanuit een Haags achterkamertje.

Nu ligt er een rapport met hele concrete adviezen, opgesteld door ambtenaren van verantwoordelijke ministeries. Hoe voorkomt u dat het rapport bovenop de stapel actieplannen, adviezen en onderzoeken komt?
Ja. Dat is altijd de grote vraag. Hoe zorgen we dat er met onze boodschap ook echt iets gedaan wordt? Onze boodschap naar de formatie en ook de Tweede Kamer is: samenwerken. Zorgen dat partijen dit samen gaan doen en niet apart per begrotingspost, per departement of per beleidsveld gaan sturen. We hebben ook geprobeerd ons rapport goed af te stemmen met de verschillende boegbeelden en aanjagers op de verschillende onderdelen van het veld zodat we ook de komende periode met elkaar dat geluid gaan laten horen.

Wie zijn die boegbeelden?
Dat zijn Jantine Kriens voor de statushouders, verder Leen van Dijke en Bert Frings voor de aanpak daklozen en Hans Adriani voor de Taskforce Wonen en Zorg. Dat zijn de mensen die op dit moment een politieke opdracht hebben gekregen om voor specifiek een domein te kijken of ze met goede adviezen kunnen komen voor de aanpak van het probleem.

We moeten meer vanuit de mens zelf kijken. Wat hebben we nodig? Hoe kunnen we dat maatwerk leveren om dat te organiseren? Dan moeten we over onze eigen hokjes heen kijken en samen met organisaties die betrokken zijn bij deze mensen doen wat het beste bij de jongere past. Om te vermijden dat 'ie het moeras ingeduwd wordt.