Het is dinsdag en dat betekent versgemalen koffie in het grote grijze gebouw van GGD Kennemerland. Terwijl de jonge barista zich buigt over de sissende espressomachine, snuift bron- en contactonderzoek coördinator Nine Nemeth de geur van gebrande bonen op. ‘Die koffie is hier hard nodig, net als adrenaline.’
Hoe anders was het twee jaar geleden, toen Nemeth als sociaal verpleegkundige met slechts drie collega’s de afdeling infectieziektebestrijding vormde. De dagen van het kleine team waren gevuld met het uittrappen van regionale brandhaardjes: hepatitis, legionella, waterpokken en krentenbaard.
Tot in februari het coronavirus om zich heen greep.
‘In het begin was er natuurlijk nog niets ingericht’, vertelt Nemeth. ‘Je bent met de vier verpleegkundigen met wie je normaal ook bent. Het aantal vragen over corona van 20 naar 300 per dag. En toen moest de eerste patiënt nog komen.’
In die eerste weken lopen de besmettingen snel op, van zo’n 20 tot al snel zo’n 60 per dag. ‘Je staat elke dag enorm aan als je als infectieziekten-verpleegkundige in zo’n pandemie belandt. De eerste maanden werkte ik soms 90 uur per week. Dan had ik bijvoorbeeld een nieuwe melding van een coronapatiënt met 200 contacten. Dan denk je niet: “ik ga naar huis”.