Argos
Gif Mengen en Afval Lozen
Op de 12de mei 2000 dreef een gifwolk met daarin 480 ton verbrand chemisch afval over de Friese dreven. Zware metalen en dioxinen kwamen vrij en veroorzaakten ernstige gezondheidsklachten, niet alleen onder de bevolking van Drachten maar ook onder de hulpverleningsdiensten zoals brandweer en politie.
De ATF-brand houdt drie jaar na dato de gemoederen nog steeds bezig. Er loopt nog steeds een strafrechtelijk onderzoek naar de directie van ATF. En de provincie Friesland publiceerde deze zomer een rapport onder de titel ‘De ATF-brand nader belicht’, waarin ook de situatie bij ATF vóór de brand is opgenomen. Tijdens het Statendebat van 22 oktober zegde de Friese Gedeputeerde Baas een gezondheidsonderzoek toe onder de bevolking. Wat hem betreft kon daarmee de zaak worden afgesloten: Argos heeft de hand weten te leggen op notulen, vergaderverslagen, notities en correspondentie van ATF. Het betreft de jaren 1998, 1999 en 2000. Aan de hand van deze interne documenten van het bedrijf doen wij verslag van de ‘bijzondere’ manier waarop ATF omging met afval. Bijvoorbeeld hoe ATF omging met de inname van afvalstoffen. Een ex-werknemer, die anoniem wil blijven, zegt daarover:
“In principe mocht je geen spullen meenemen waarvoor geen vergunning was. Maar dat toch doen was wel een oplossing om iemand te helpen. Dan gaven we het spul een andere naam. Bijvoorbeeld kwik, dat is levensgevaarlijk. D’r was wel eens een klant die kwik had; daarvoor hadden wij geen vergunning. Dan maakten wij daar “bestrijdingsmiddelen” van. Het ging om kleine hoeveelheden. Als je dat niet deed, dan raakte je een klant kwijt en dat wilde de directie niet. Op het terrein van ATF bleef het kwik dan opgeslagen als: ‘bestrijdingsmiddel’”.
Naast deze spelen er nog andere problemen bij ATF. Een daarvan is de verwerking van PCB-houdende olie. Het verhaal begint op 30 maart 1999 met een ‘projectvoorstel’ van het bedrijf ‘Hanze Milieu’ uit Zwolle. Dat is een adviesbureau op het gebied van afvalverwerking en milieu en net als ATF een dochter van het energiedistributiebedrijf EDON, dat heel Noord-Oost Nederland van stroom voorziet. Het projectvoorstel gaat over de verwijdering van PCB-houdende olie uit de apparatuur van de energiecentrales van EDON. PCB’s zijn zeer giftige stoffen die in milieu moeilijk afbreekbaar zijn. En bij verbranding komt het zeer giftige dioxine vrij.
De projectleider schrijft:
“In het PCB-besluit uit de wet Milieu gevaarlijke Stoffen staat aangegeven dat transformatoren met een pcb gehalte van meer dan 0,5 miligram per kilo voor 1 januari 2003 uit het electriciteitsnet moeten zijn verwijderd. In een ministeriele brief van augustus 1998 heeft het VROM aangegeven dat alle apparatuur waarin pcb gehalte van meer dan 0,5 miligram per kilo is verwerkt voor 1 januari 2000 uit het electriciteitsnet moet zijn verwijderd”.
EDON stelt een werkgroep samen om het probleem van de verwijdering van de olie en de transformatoren te onderzoeken en schakelt daarop dochterbedrijf ATF in om “als belanghebbende in een milieuvriendelijke en efficiënte verwerkingsmethode” te participeren.
Uit een notitie van ‘Hanze Milieu’ van 12 juli 1999, gericht aan ATF-adjunct-directeur Piet de Meer, blijkt dat Edon in totaal 144 transformatoren heeft verwijderd met concentraties pcb’s in de olie. Volgens berekeningen gaat er alleen al bij EDON rond de 400 ton pcb-houdende olie vrij komen. En dan volgt de cruciale kwestie:
“Vraag is of je daar op kunt dan wel wilt investeren.”
De ATF-directeur krijgt ook nog voorgehouden dat het uiteindelijk nog veel groter kan worden:
“Als je alle andere energiebedrijven mee neemt, kom je tot zo’n 3650 ton pcb-houdende olie. Als je zou rekenen met alléén de groep ‘verdachte’ trafo’s (circa 25.000), dan kom je op circa 1000 ton pcb-houdende olie totaal voor alle energiebedrijven tesamen.”
Ondertussen heeft men bij ATF al in de gaten dat de inname van pcb-olie op moeilijkheden zal stuiten. Op 23 juni heeft adjunct-directeur De Meer in een interne notitie te horen gekregen:
“Voor verwerking van met pcb besmette olie is een verwerkingsvergunning noodzakelijk. Het verkrijgen van een vergunning zal zeer moeilijk, zo niet onmogelijk worden.”
De verwerking moet in een separate werkruimte gebeuren, om besmetting te voorkomen. Kosten: 350 duizend gulden. Er moet een extractie-installatie komen voor ongeveer 100 duizend gulden en voor oliedestillatie is een investering van 400 duizend gulden nodig. Veel geld dus. Adjunct-directeur De Meer krijgt daarom de suggestie zaken te gaan doen met het bedrijf Orion, dat in Noord-Nederland als enige wél een vergunning heeft om PCB-houdende olieën te verwerken. Orion ligt nota bene pal naast ATF op hetzelfde industrieterrein in Drachten.
“De reiniging van pcb-olie kan bij Orion geschieden voor een prijs van 1 gulden 25 tot 2 gulden 50. Orion heeft en extractie-capaciteit van 3000 liter per dag en de nodige expertise op diverse noodzakelijke onderdelen. Een speciaal contract voor grote partijen is zeer goed mogelijk.”
Verwerking door Orion ligt dus voor de hand. Maar het komt er niet van. Volgens Rob Kingma, ex-hoofd ‘Research en Development’ van ATF, doordat het bedrijf op dat moment al een ‘eigen manier’ van PCB-verwerking heeft ontwikkeld. Hoe precies, dat vertelt oud-medewerker Kingma in Argos. ATF haalde de PCB vervuilde olie volgens Kingma onder een andere noemer binnen. Soms ging het nog anders, zo blijkt uit een interne notitie aan de ATF-directie van 3 juni 1999 over met PCB vervuilde olie, afkomstig van het energiebedrijf Rendo uit Hoogeveen:
“De olie is al afgevoerd en door het opbulken is het gehalte PCB zodanig omlaag gebracht dat ‘dit onwetend wegmengen’ (tussen aanhalingstekens) waarschijnlijk niet opgemerkt zal worden.”
Deze partij met PCB vervuilde olie is dus zodanig verdund dat het gehalte PCB onder de kritische grens van 0,5 mg is gekomen. Maar de interne notitie voegt er veel betekenend aan toe:
“Feit blijft dat dit een wettelijke overtreding is.”