Tijdens Poetry International kijkt De Avonden ook buiten het festival, naar dichters die hun weg naar het grote podium nog moeten vinden. Deze week vier verse dichters over hun vertrekpunt in de poëzie.

Vier beginnende dichters vertellen deze week in De Avonden over hun eerste, fatale kennismaking met de poëzie. Welk gedicht greep hen, liet niet los en zorgde ervoor dat ze zelf de pen oppakten? En wat vinden ze eigenlijk nu van dat gedicht; is het nog van betekenis voor hun eigen werk? Kortom: welk werk kwam op hun pad, en waar heeft die kennismaking hen vervolgens gebracht?

Vandaag luisteren we naar het dichterlijke vertrekpunt van Nikki Dekker (1989). Dekker debuteerde begin dit jaar met zeven gedichten in Tirade, waarvan ze twee gedichten voorlas bij De Avonden. Ze werkt momenteel aan haar eerste bundel.

Ik sprak Nikki Dekker in Dierenpark Amersfoort over Der Panther van Rainer Maria Rilke - natuurlijk naast het panterverblijf. Niet het eerste gedicht dat Dekker las, maar wel een gedicht van blijvende waarde. In onderstaand fragment Nikki Dekker over het Ding-gedicht van Rilke en bioloog Raymond van der Meer van Dierenpark Amersfoort - die eigenlijk meer op een dichter lijkt dan hij denkt. 

Reuzennachtzwaluw

Jullie gaan mijn moeder wakker maken.
Een hakbijl past niet in je broekzak
en je maakt vlekken op de matrashoes.
Ik heb wel iets wat je aan kunt.

Dit is het feest van heilige kleuren
van klimop tegen de badkamermuur.
Het hagelt onbarmhartig buiten.
Ik wou dat je eens stil bleef zitten.

Ik wou dat je eens naar me toe kwam.
Het wachtkamerstoeltje is wit en hard.
Laten we het heel zachtjes proberen.
Je romp is een opengeslagen deken.