Welke dichters treden allemaal op tijdens Poetry International? Hier een overzicht.

Laura Accerboni (Italië, 1985)
Accerboni’s gedichten ogen als nuchtere analyses van gemoedstoestanden en waarnemingen, maar de onderkoelde toon die ze daarbij hanteert versterkt de dramatische lading van haar werk. De condition humaine op de snijtafel van het gemoed.

Aase Berg (Zweden, 1967)
Aase Berg schrijft directe, harde en gecomprimeerde poëzie vol alliteratie en neologismen, waarin ze de wereld zoals we die kennen met een griezelige precisie ontleedt en vervormt. In Hackers, waarin zowel hackers als parasieten een rol spelen, brengt ze haar intelligente observaties met overtuigende poëtische woede.


 

Anneke Brassinga (Nederland, 1948)
De onafwendbaarheden van het leven, de tijdelijkheid der dingen, het verlies, de misrekening, de illusie, ze zijn in Brassinga’s poëzie nooit ver weg. Bijzonder is dat ze deze existentiële orde niet in loodzware massieve zinnen giet, maar in zinnen die luchtig en vitaal zijn en die hilariteit niet schuwen.

Sonja vom Brocke (Duitsland, 1980)
Sonja vom Brocke verrast met de vanzelfsprekendheid waarmee ze het alledaagse in haar zinnen weet te vatten. Politiek, handel en massacultuur; alle facetten van de moderne wereld onderwerpt ze zonder eenduidig engagement of vooringenomenheid aan een subtiel kritische verkenning.

Luis Chaves (Costa Rica, 1969)
Het werk van Chaves balanceert tussen eenvoud en complexiteit. Met licht ironische en humorvolle onderkoeldheid schrijft Chaves over voetbal, familiegebruiken of het leven op straat en weet daarmee het hele spectrum van de menselijke existentie uit te lichten.

Maarten van der Graaff (Nederland, 1987)
Van der Graaff stormde het Nederlandse poëzielandschap binnen met zijn met de C. Buddingh’-Prijs bekroonde debuut Vluchtautogedichten. Hij toont zich in zijn gedichten sociaal geëngageerd en politiek bevlogen, maar ook verveeld en bewust van de zinloosheid om zich heen. Met zijn vele ‘lijst’-gedichten (‘Lijst met feiten’ of ‘Lijst met kalmerende activiteiten’) lijkt hij de wereld te willen ordenen.

Esther Kinsky (Duitsland, 1956)
Deze van oorsprong vertaalster in Russisch, Pools en Engels publiceert sinds 2009 in sneltreinvaart poëzie, essays en romans. Kinsky heeft in haar gedichten oog voor het kleine naast het grote, zoals in haar laatste bundel Naturschutzgebiet (2013), waarin ze ingetogen maar scherpe waarneming paart aan overdenkingen over schoonheid, vergankelijkheid en niet te stuiten natuurlijke veerkracht.

Ruth Lasters (België, 1979)
Lasters belicht in haar poëzie eigenlijk altijd de plaats van de mens in de wereld. Met scherpte en zorgvuldige detaillering die een rationeel bewustzijn verraden, maar evengoed met een innemende poëtische compassie, roept ze een wereld op waarin wonderlijke gedachten en associaties de overtuiging van wetmatigheden aannemen.

Sinéad Morrissey (Noord-Ierland, 1972)
Morrisseys gedichten vallen met de deur in huis. De setting is helder maar niet zelden ongewoon. Naarmate de gedichten zich ontvouwen verschuift het perspectief en raken binnen- en buitenwereld, geschiedenis en actualiteit vervlochten. De hierdoor ontstane beelden en soepele associaties geven de gedichten een sterke dramatische kracht.

Barbara Pogačnik (Slovenië, 1973)
In de zintuiglijke poëzie van Pogačnik klinkt ook haar filosofische scholing door. Met verbazing en een gevoel van vervreemding kijken haar personages naar een werkelijkheid die niet langer aan de alledaagse logica beantwoordt. Pogačnik laat zien hoe weinig zeker we kunnen zijn van wat de wereld voor ons heeft te betekenen.

Sergio Raimondi (Argentinië, 1968)
Het politieke gewicht van de (Argentijnse) geschiedenis hangt merkbaar boven dit werk. Subtiel laat Raimondi zien hoe taal en wereldbeeld besmet zijn geraakt en door de poëzie bevrijd kunnen worden. Hij weet de traditionele impasse tussen het dichterlijke experiment en de representatie van de werkelijkheid te overstijgen in een heldere mix van invoelbare situaties en poëtische precisie.

Lisa Robertson (Canada, 1961)
Robertsons poëzie gaat over hedendaagse politieke thema’s. Gender-kwesties en de machtsverhoudingen die hierbij een rol spelen zijn daar belangrijke voorbeelden van, met name in haar bundel The Men. In prozaïsche gedichten onderzoekt en deconstrueert Robertson tevens de bestaande ideeën over lyriek en de scheidslijnen tussen literaire genres.

Abdel-ilah Salhi (Marokko, 1968)
Journalist en radiocorrespondent Abdel-ilah Salhi is een vakkundig en bevlogen verteller. Zijn poëzie kenmerkt zich dan ook door een sterk verhalend karakter. Op lichte toon belicht hij de humor en de tragiek van onze dagelijkse beslommeringen, vaak vanuit een surrealistisch perspectief. Woonachtig in Frankrijk, zijn zijn inspiratiebronnen vaak Frans, maar hij schrijft in het Arabisch.

Andrej Sen-Senkov (Rusland, 1968)
Sen-Senkov zet je voortdurend op het verkeerde been. Een grappig, anekdotisch gedicht krijgt uit het niets een inktzwart rafelrandje. Onuitputtelijke verbeelding en groot associatief vermogen maken van elk gedicht een klein universum vol historische feiten, Bijbelse verhalen of alledaagse ervaringen. Sen-Senkovs poëzie is veranderlijk als het weer, wat nog wordt versterkt door de samenwerking met kunstenaars en muzikanten.

Jeet Thayil (India, 1959)
Thayil combineert een kosmopolitisch geluid met een pure, zeer persoonlijke stem. Zijn eigen drugsverleden verwoordt hij ongecensureerd. In zijn gedichten voert hij je mee van de grimmige drugsscene van New Delhi, met z’n duistere steegjes, naar het weelderig landschap van zijn geboortestreek Kerala en de klanken van het Malayalam.

Răzvan Ţupa (Roemenië, 1975)
Răzvan Ţupa experimenteert eigenzinnig met grammaticale en syntactische regels. Met poëzie brengt hij sociale en persoonlijke relaties in kaart. Uit de vorm waarin hij zijn gedichten presenteert – doorgeschreven regels, zonder strofen of witregels – blijkt nog eens zijn afkeer van conventies en algemeen gangbare formules.

Ann Vickery (Australië, 1968)
Haar werk maakt duidelijk dat met ieder woord iets zowel onthuld als verhuld wordt. Vickery neemt de lezer mee op een ogenschijnlijk ongewisse tocht langs herkenbare metaforen, citaten en clichés die opnieuw betekenis krijgen. Zichtbaar wordt hoe de poëzie als geen ander genre in staat is nieuw licht te werpen op hoe we naar de wereld kijken.

Raúl Zurita (Chili, 1950)
Zurita is de grootste levende dichter van Latijns-Amerika. Hij debuteerde ten tijde van Pinochet en reflecteert op het geweld en het onrecht dat de dictatuur de Chilenen aandeed. Ook in later werk spelen die pijn, woede en angst van de jarenlange onderdrukking van volk en individu een prominente rol. Zurita werkt fragmentarisch en gebruikt vervreemdende elementen als brieven, foto’s en andere persoonlijke documenten in zijn gedichten.