Op het VPRO Boeken Festival wordt Gerda van Wageningen, auteur van maar liefst honderd streekromans, samen met drie andere schrijvers geïnterviewd over hoe het is om te schrijven voor 'het andere schap.' Nu vast een interview met de vrouw die 2.5 miljoen boeken verkocht.


Gerda van Wageningen is een van de best gelezen schrijvers van Nederland. Ze schreef honderd streekromans en verkocht er 2.5 miljoen. Al jarenlang staat ze steevast in de top tien van meest uitgeleende boeken in de Nederlandse bibliotheken. Om haar honderdste boek te vieren werd ze dit jaar voor het eerst door het CPNB uitgenodigd op het boekenbal. Leuk, maar daar doet ze het niet voor. Ze wil mooie verhalen vertellen, die dicht bij de mensen liggen. Het is haar manier om mensen te amuseren én aan het lezen te helpen. Ik spreek Gerda terwijl ze research aan het doen is voor haar volgende historische roman in het Gevangenismuseum in het Drentse Veenhuizen.


Wat doet u in Veenhuizen?

‘In mijn volgende roman wil ik een jonge jongen de bak in laten draaien. Rond 1900. Ik ben hier aan het kijken hoe dat destijds ging. Erg interessant.’

Hoe schrijft een mens honderd boeken?

‘Ik heb een vast ritueel, ik zit elke dag om 8.00 achter de laptop. En ik ben een zeer regelmatige werker. En ik vind het natuurlijk leuk om te doen. Daarom doe ik ook veel research voor mijn boeken, daar beleef ik heel veel plezier aan. Dat is nooit weggeëbd. Er is natuurlijk ook wel eens een dag dat het niet gaat. Dan stop ik ermee. Ga ik vogels kijken, een andere grote hobby. Of achttien holes lopen op de golfbaan.’

De media weten u wel te vinden momenteel. Wat vindt u daarvan?

‘Ja, dat is vanwege dat honderdste boek. Werd ik ineens uitgenodigd voor het boekenbal. Ik vind het allemaal tamelijk overrompelend. Toen mijn uitgever het persbericht verstuurde dat mijn honderdste roman eraan kwam, had ik direct half Hilversum aan de lijn. Ivo Niehe wilde me volgen. Ze doen maar. Ik vind het vooral leuk dat er wat meer erkenning is voor het eenvoudigere boek.’

Hoe was het op het boekenbal?

‘Ik vond het leuk om er een keer te zijn, en mijn zoon vond het ook leuk, maar ze kunnen het beter boekenbabbel noemen. Het was vooral veel kletsen en weinig dansen.’

Wat vindt u van het dedain waarmee streekromans doorgaans bekeken worden?

‘Ach, dat is niet uniek voor de letteren. Dat verschijnsel kom je ook tegen in de muziek of bij het toneel. Die discussie is historisch gegroeid en al meer dan honderd jaar oud. Op een gegeven ogenblik ging niet alleen de gegoede bevolking meer naar school, maar ook de eenvoudige man. Zo kregen ze toegang tot het lezen en waren boeken voor de gewone man nodig.’

En die schrijft u.

‘Die schrijf ik bijvoorbeeld. Dat mensen dat geen literatuur vinden maakt me niet uit. Het wordt nog altijd veel meer gelezen dan literatuur, dus je kan ook zeggen dat door de lage leesdrempel meer mensen aan het lezen gebracht worden.’

Heeft u weleens contact met uw lezers?

‘Weinig. De afgelopen tijd wel wat meer, en mensen doen vaak verzoekjes. Dan zeggen ze ‘ach mevrouw, ik heb zo’n interessant leven gehad, dat zou u eens moeten opschrijven.’ Maar dat kan natuurlijk niet. Ik beleef de dingen nooit zoals zij ze hebben beleefd, dus dat kunnen ze zelf maar beter doen.’

Waar haalt u uw onderwerpen vandaan?
‘Ik ben leergierig en altijd op zoek naar nieuwe onderwerpen. Ik ben begonnen met boeken over boeren en schippers maar op een gegeven moment werd dat saai. ‘nu weten we het wel,’ dacht ik. Toen ging ik zoeken naar nieuwe uitdagingen en kwam ik nieuwe onderwerpen tegen; de eerste artsen op het platteland, mosselvissers. Zo belicht ik de stukjes van het leven die een historicus niet ziet. Het leven van de gewone man.’

Waarom bent u eigenlijk streekromans gaan schrijven?

‘Wat Harry Mulisch kon, kan ik niet. En wat ik kan, kon hij niet. Het schrijven zit in me, dat is aanleg, maar de onderwerpen die liggen me gewoon. Schoenmaker, blijf bij je leest. Ik stuurde ooit een keer iets naar een uitgever, en tot mijn stomme verbazing wilde hij het uitgeven. Toen ben ik blijven schrijven. Vroeger dacht ik; stel je voor dat het er honderd worden. Nu zijn het er honderd, en dan ineens al die aandacht. Dat is wel een stukje leerproces. ’

Die eerste roman is 33 jaar geleden. Wat is er in die tijd veranderd in uw boeken?

‘Ik ben begonnen met romans over hedendaagse onderwerpen. Na een boek of vijf kwamen daar ook historische romans bij. Mijn uitgever was van mening dat dat geen zin had, die zouden niet verkopen. Drie maanden later juichte hij dat ik het gat in de markt gevonden had. Het kan verkeren. Nu schrijf ik ook weer wat meer over actuele onderwerpen, over wat nu leeft. Dus het is wat moderner en actueler geworden. Hoe verwerk je psychologisch dat je vader een anonieme spermadonor is? Zulke vragen. Dat kon dertig jaar geleden niet. Ik probeer in het volle leven te blijven staan. En verder niet te lange zinnen. En niet te moeilijke zinsconstructies.’