Een selectie uit de Avondgesprekken

Sinds 1995 leest Arnon Grunberg voor de radio ‘verhaaltjes’ voor. Waar ook ter wereld hij zich bevindt. Sinds 2000 zijn die verhaaltjes ingebed in een gesprek met VPRO’s Wim Noordhoek. Het op 2 juni a.s. te verschijnen boek 'Waar ook ter wereld' biedt een selectie uit die gesprekken in geschrift en geluid. Een voorpublicatie.

OP DE GROEI

New York, woensdag 19 juli 2006

Wim: Arnon, het is weer gelukt. We hebben contact en meteen gaat door mijn hoofd wat mijn moeder zei als we in de binnenstad van Den Haag bij Peek & Cloppenburg kleren waren wezen kopen: we zijn geslaagd. We waren erin geslaagd om iets te kopen wat ik dan voor een half jaar kon dragen. Voor de zomer of voor de winter. Ken je dat?
Arnon: Ja, dat ken ik. Ken je dan ook de uitdrukking dat er iets ‘op de groei’ werd gekocht?
Ja.
Dat klinkt ook zo mooi. Iets kopen op de groei. Heel vaak ging het als je geslaagd was zo. Of kwam ik met mijn moeder thuis en ging ze nog eens kijken wat we hadden gekocht. Vaak moest er dan toch weer iets geruild worden.
Maar jij kent toch ook het verschijnsel van de coupeur? Misschien is dat wel van voor jouw tijd. Als bij Peek & Cloppenburg iets gevonden was wat in de buurt kwam – het paste nooit helemaal en dat lag aan mij, want ik had het verkeerde formaat. Er was iets niet goed met mij waardoor kleren niet pasten dan kwam de coupeur. Dat was een man met een centimeter om zijn nek, een krijtje en spelden in zijn mond.
Ik ken de coupeur, maar dan de coupeur van later. Want toen ik nog de kleren met mijn moeder kocht, was mijn moeder de coupeur.
Hoe ging dat?
Mijn moeder zei altijd ‘dat doen we thuis wel’. En dan pakte zij thuis haar naaidoos en werden de kleren kleiner gemaakt. Meestal moesten de broeken nauwer en waren de pijpen te lang. En dat deed ze thuis. Ze zei ‘dat is onzin, dat kan ik beter’.
Maar op de een of andere manier ligt het, als het niet past, toch aan jou, denk ik.
Ik denk dat ik daar iets aan heb overgehouden. Altijd als ik nu kleren koop, zeg ik vooraf al ‘ik heb een moeilijke maat’. Om ze gerust te stellen of zo.
Om je bij voorbaat te excuseren voor het feit dat die...
... niet gaat passen. Dat de pijpen te lang zijn.
Hier komen van die magische woorden als ‘innemen’ om de hoek kijken.
Innemen, ja. Maar om terug te komen op die coupeur, in New York ken ik er wel een paar. Dat zijn bijna altijd mannen. Ik weet niet of er ook vrouwelijke coupeurs bestaan, maar mijn ervaring in New York is dat het altijd mannen zijn.
Die herinner ik mij ook. Altijd mannen.
Zwijgende mannen. Ook altijd oudere mannen. Het zijn nooit hele jonge mannen. Ze zijn altijd veertig, vijftig.
Maar wat heeft die man die jij dan ontmoet bij zich? Heeft hij ook een krijtje?
Ja, een krijtje en inderdaad zo’n centimeter. En als het om een jasje gaat dan pakt hij het bij de schouders en trekt hij een streep. Aan de manier waarop hij het doet, voel je dat het op een bepaalde manier gewichtige handelingen zijn. Hij doet het bijna of je toekomst er vanaf hangt. Eén verkeerde krijtstreep en alles wat je hebt gehoopt ligt in duigen.
Er is toch die oude uitdrukking van ‘kleren maken de man’?
Absoluut. Dat is niet voor niets toch?
Je wordt daar gemaakt.
Je bent er gemaakt. Ja.
Laatst heb ik je nog een keer in levenden lijve ontmoet en toen had je een keurig gesneden pak aan.
Ja, dat was inderdaad door een coupeur, een hele mooie coupeur, onder handen genomen.


MOEDERS WIL IS WET

Dublin, maandag 1 maart 2010

Wim: Naar aanleiding van wat je op je weblog schreef, heb ik een vraag. Het ging over jouw speelgoedautootjes en dat trof mij zeer. Jouw petekind was er en die moest spelen. Wat gebeurde er met die autootjes?
Arnon: Mijn zus had voorgesteld ‘ga maar naar de kamer van Arnon’. Het speelgoed dat ik had, is daar vrijwel volledig bewaard. Hij heeft daar toen wat autootjes uitgezocht en een van die autootjes wilde hij een paar dagen lenen. Ik vond dat prima. Toen hij weg was, was mijn moeder daar zeer verontwaardigd over. Zij vond dat wij van haar autootjes moesten afblijven. En hij dus ook. Ze is toen de autootjes gaan tellen om te kijken of er door andere mensen in haar huis niet nog meer gestolen waren, want zo noemt ze dat. Zo heeft ze de werkster ook wel eens verdacht van het stelen van knijpers. En als je denkt dat ze knijpers steelt, kan ze natuurlijk ook autootjes stelen.
Maar het autootje dat jouw petekind mocht lenen, is niet jouw autootje, maar háár autootje?
Ja. Ze vond eigenlijk dat die autootjes van haar waren. Zij was de baas. Ik had ze ooit in bruikleen gehad en nu waren ze weer van haar.
Ik kan haar eigenlijk geen ongelijk geven. Mijn moeder zei in een teder moment ook wel eens tegen me ‘jij bent van mij’. Ik was haar eigendom. Dus ook mijn autootjes waren van haar.
Ja, het een volgt uit het ander. Het is niet onlogisch.
Mensen praten toch ook zo. Die zeggen ‘ik heb kinderen’, die hébben ze dus.
Ja, mensen zeggen ook ‘ik neem nog even geen kinderen.’ ‘Neem.’
Ja, op die manier. Ik vind het dus eigenlijk heel erg logisch. Zij wil die autootjes dus bewaren voor jouw nageslacht.
Ooit, ja. En de dag erna heeft mijn petekind het autootje ook moeten teruggeven. Dat is heel belangrijk. Speelgoedautootjes, dat is waar het echt om gaat.
En daar heb je je bij neer te leggen, denk ik.
Absoluut. Daar kan je niet tegenin gaan. Dat is een verloren strijd.