Plaatjes draaien met Bob den Uyl-genomineerde Leendert van der Valk


‘We houden van blues, en we houden van fietsen. Kunnen we dat niet combineren?’ vroegen journalist Leendert van der Valk en zijn vriendin, fotografe Winnifred Wijnker zich af. In een maand fietsten ze van Memphis, de stad van de rock-’n-roll, door de Mississipi-delta, waar de blues ontstond, naar New Orleans, de bakermat van de jazz. Het resultaat is Duivelsmuziek (L.J. Veen 2011): een reisboek, playlist en muziekgeschiedenis ineen, die nu genomineerd is voor de Bob den Uyl Prijs 2012.

In zijn huis in het Utrechtse Lunetten legt Van der Valk een lp op de platenspeler, van Mississippi John Hurt. ‘Hiermee begon de blues voor mij. Als tiener hield ik van hiphop en ik was weliswaar steeds meer gaan zoeken naar waar de samples die ze gebruikten, vandaan kwamen, maar de echte blues begon voor mij pas jaren later met deze plaat van Mississipi John Hurt. Die kreeg ik via een vriend, een platenverzamelaar die in Buenos Airos woonde en de douane niet vertrouwde. Hij bestelde platen via internet en liet ze dan bij mij bezorgen. Elke week kwam er een stapel binnen, en op een keer zat deze plaat er bij. Toen was ik verkocht.’

Bedevaartstocht

De bluesliefde leidde in 2010 tot een roadtrip in de Verenigde Staten. Duizenden muziekliefhebbers, door Van der Valk in zijn boek ‘dikbuikige mannen die per motor of huurauto in een paar dagen hun in bluesrock gedrenkte midlifecrisis botvieren’ genoemd, maken jaarlijks een bedevaartstocht over de snelweg die Memphis en New Orleans verbindt, Highway 61. Van der Valk en Wijnker kozen voor de fiets. Van der Valk: ‘Als je fietst krijg je meer mee van het landschap. Je zit niet in die cocon van een auto, je ruìkt die eindeloze katoenvelden. Amerikanen snapten dat niet, die hadden de neiging om ons hun auto binnen te trekken. In het zuiden van de VS hebben alleen de allerarmsten geen auto, we moesten vaak uitleggen waarom we wilden fietsen.’ Op slechte momenten, verdwaald in een slechte buitenwijk van Memphis bijvoorbeeld, of na uren fietsen bij temperaturen van boven de 30 graden, vraagt het stel zich dat ook weleens af.

Doel van de fietstocht is meer te weten te komen over de oorsprong van de blues. Niet alleen de plekken, maar ook de omstandigheden waaronder ze gemaakt werd. Daarvoor spreekt het stel met talloze mensen langs hun route: oud-studiomedewerkers, oude radio-dj’s, gevangenen. Ondertussen schroomt Van der Valk niet om in zijn boek ook zijn eigen angsten, voor getto’s bijvoorbeeld, zijn white man’s burden en de dubbelzinnigheid van zijn zoektocht naar ‘authenticiteit’ onder de loep te nemen. Van der Valk: ‘Noem het romantisch, of koloniaal, maar ik had een beeld in mijn hoofd van de omstandigheden waar onder blues ontstond: een overwegend zwarte samenleving die getekend was door armoede. Dat kende ik van de platenhoezen. Ik was benieuwd hoe dat nu was.’ In Duivelsmuziek wordt dit verlangen samengevat in één beeld: de zoektocht naar de ‘gerimpelde neger met een gitaar op zijn veranda’. Geen bluesrock dus, waar de dikbuikige motorrijders naar op zoek zijn, maar countryblues, plattelandsmuziek.

Gevangenis
De zoektocht begon in Memphis, bij de Stax-studio’s en leidde via tussenstops in Clarksdale, Greenwood, Chatham naar de Angola gevangenis in Louisiana. Van der Valk zet het nummer ‘Rosie’ op, halverwege de vorige eeuw gezongen door gevangenen in chain gangs, in Angola Prison. ‘Deze liederen werden gebruikt om in de maat te blijven tijdens het werk, hier liggen de wortels van de blues,’ vertelt hij. Angola Prison bestaat al meer dan honderd jaar en er hebben veel blues-opnames plaatsgevonden. ‘Onderzoekers van de Library of Congress wilden liederen vastleggen voor ze verdwenen. Die kun je het beste vinden in een geïsoleerde samenleving, waar ook mensen zitten die daar al heel lang zijn: de gevangenis. Halverwege de vorige eeuw werden daar daarom nog liederen gezongen die veel langer geleden gezongen werden.’

Angola Prison is nog steeds in werking, ook de plantage waar gevangenen moeten werken. Van der Valk: ‘Het is een van de raarste plekken waar ik ooit geweest ben in mijn leven. Het is een van de grootste en zwaarste gevangenissen in de VS. Er is een hek en verder is de gevangenis aan alle kanten afgesloten door de Mississippi. Ontsnappingspogingen eindigen altijd in een moerasgebied met alligators. Ze proberen er om zo primitief mogelijke omstandigheden na te bootsen, het leven is er hard. Er wordt nog steeds muziek gemaakt, maar vooral door gospelkoren. We hebben gesproken met dj’s van de gevangenisradio, die mochten alleen door de gevangenis-directie en god goedgekeurde muziek draaien: gospel.’ Geen gerimpelde oude neger op een veranda dus.

Jazz-funeral

Van Pond Store fietsten Van der Valk en Wijnker via Plaquemine en Donaldsonville naar New Orleans. Van der Valk draait ‘All on a Mardi Gras Day’ van The Wild Magnolias. ‘New Orleans was een cultuurshock. Van de uitgestrekte velden van de delta, de katoenvelden en de landbouwgrond kom je terecht in een bruisende stad. Orkaan Katrina heeft daar natuurlijk diepe sporen nagelaten, het was en is een gewelddadige stad. De muziek is duidelijk anders dan in de Delta. Geen blues maar jazz. Vandaag de dag is er niet alleen jazz, maar ook een levendige scene rondom funk en soul. Op elke hoek van de straat is wel een feest. Misschien heeft dat juist ook te maken met de ellende in de stad, mensen leven alsof er geen morgen meer is.’

Als er in New Orleans een muzikant begraven werd, gebeurde dat in een zogenaamde jazz-funeral. De familie werd op weg van de begraafplaats naar huis vergezeld door een band. Gaandeweg sloten steeds meer mensen zich aan in de stoet en werd de muziek steeds vrolijker. Ze bestaan nog steeds, de jazz-funerals, maar Van der Valk en Wijnker moeten het met een streetparade doen. ‘We liepen met vijf verschillende bands in een stoet door de stad. Er werd geoefend voor Mardi Gras, het carnaval van New Orleans. Helaas waren we tijdens de stoet getuige van een schietpartij. Een tweejarig jongetje werd daarbij geraakt door een kogel. Heel treurig. Ellende en feest liggen in New Orleans dicht bij elkaar, maar dit was de verkeerde volgorde.’

Het is in New Orleans dat Van der Valk uiteindelijk zijn ‘gerimpelde oude neger op de veranda met een gitaar’ vindt. Hij grinnikt: ‘We liepen over straat en ik hoorde muziek uit een bar komen, een sushi-bar. Ik dacht: “Dit is de muziek die we de hele tijd hebben gezocht.” De muzikant bleek een blanke man van dertig jaar, die samen met zijn vriendin mooie liedjes zat te spelen. Toen bleek ook maar wat voor rare beelden we in ons hoofd hadden. Die gerimpelde oude neger had ik zelf kunnen zijn, alleen kan ik niet zo goed gitaar spelen.'