Daniëlle van den Bos studeerde Hebreeuws in Jeruzalem in de periode 2001-2003. Bij eerdere bezoeken had ze beelden opgedaan die ze koesterde; beelden van watervallen en palmbomen. Tijdens haar studie werden deze beelden echter snel vervangen door heel andere beelden, namelijk van opgeblazen cafés en bussen. In Dansen in een dode stad maakt Van den Bos de balans op van haar liefde oor Israël die ze probeert te rijmen met haar kritiek op het land.
Boeken
Zondag 27 januari
In 'Dansen in een dode stad' maakt Daniëlle van den Bos de balans op van haar liefde voor Israël die ze probeert te rijmen met haar kritiek op het land.
Van den Bos werd in Israël geboren in een kibboets voor christenen. Het land was voor haar het land met de beschermende atmosfeer in de kibboets, met de prachtige natuur en het eindeloos mooie weer. Toen ze opnieuw naar Israël vertrok kon Van den Bos zich niet voorstellen dat het er ooit niet leuk zou zijn.
Wanneer Van den Bos merkt dat het Jeruzalem van het begin van deze eeuw weinig te maken heeft met het kibboetsleven in de jaren negentig, vraagt ze zich vertwijfeld af of Israël een paradijs of een hel is, of iets er tussenin. In Dansen in een dode stad beschrijft Van den Bos ontmoetingen en gesprekken met Israëli’s en Palestijnen, wat een beeld oplevert van een stad waarin dreiging en haat een net zo grote rol spelen als vredesactivisme en grote liefdes.