Boeken

Poetry International

In Rotterdam vindt van 14 tot en met 19 juni de 42e editie van Poetry International plaats. In het kader van dit festival spreekt Wim Brands in de Poetry-special van Boeken met zeven uiteenlopende dichters over hun werk.

In Rotterdam vindt van 14 tot en met 19 juni de 42e editie van het Poetry International Festival plaats. In het kader van dit festival spreekt Wim Brands in de Poetry-special van Boeken met zeven dichters. Esther Jansma schreef een essaybundel over poëzie en vertelt daarover. In deze bundel besteedt ze onder meer aandacht aan een van haar inspiratiebronnen; de Poolse dichteres en Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska. De vier genomineerden voor de C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut - Y.M. Dangre, Dennis Gaens, Marjolijn van Heemstra, Lieke Marsman – lezen in de uitzending voor uit eigen werk. Wim Brands spreekt verder met de Britse dichter Daljit Nagra, die vertelt hoe zijn Indiase afkomst zijn werk beïnvloedt. Tot slot komt Poetry-programmeur en dichter Marc Kregting aan het woord. Hij spreekt over de dichteres Gertrude Starink, aan wie tijdens Poetry veel aandacht zal worden besteed. 

Dichteres en archeologe Esther Jansma schreef de bundel Mag ik Orpheus zijn?, waarin vier essays over poëzie zijn gebundeld. Er staat onder meer een alfabet in, waarbij de letter W staat voor wetenschap. Jansma schrijft hierover: “Net als poëzie wordt echte wetenschap bedreven vanuit een gezond ongeloof in de traditie”. Dit geeft aan hoe Jansma over poëzie denkt: ze is van mening dat een dichter zich, net als een wetenschapper, moet kunnen losmaken van de traditie om op een vernieuwende manier te kunnen denken en schrijven. Jansma: “Je moet alles van je voorgangers kunnen vergeten. Het is een staat van kleine opstandigheid of respectloosheid.” Die opstandigheid komt Jansma tegen in het werk van Wislawa Szymborska. Jansma zegt over Szymborska: “Zij kan kleine dingen pakken en gebruiken op een manier waarop het heel groot wordt. Ik vind haar poëzie mooi omdat je het kunt vastpakken. Haar taal is bijna fysiek. Het is show, don’t tell: je wilt als dichter niet precies schrijven hoe je je voelt, maar je wilt het zo opschrijven dat de lezer dat zélf gaat voelen.”
 

Daljit Nagra is een van de bijzondere internationale dichters die Poetry International komen opluisteren. De Britse Nagra heeft een Indiase achtergrond, en deze afkomst komt nadrukkelijk aan de orde in zijn bundel Look We Have Coming To Dover! uit 2007. “Poëzie wordt gepresenteerd als een obscure, elitaire en blanke vorm van kunst,” aldus Nagra. Als zoon van Indiase en ongeletterde immigranten behoorde hij niet tot de doelgroep, dacht hij aanvankelijk. “Toen ik begon met het lezen van poëzie, ging die niet over mensen uit India. Ik wilde hier verandering in brengen; ik wilde de levenservaringen van deze mensen vieren in mijn werk.” Het schrijven over zijn eigen gemeenschap was niet altijd even gemakkelijk. Nagra: “Een van de problemen is dat mijn lezers vooral mensen uit de blanke middelklasse zijn. Als ik over de problemen in de Indiase gemeenschap in Engeland schrijf, voelt het soms alsof ik mijn eigen mensen te kijk zet.” Inmiddels lijkt Nagra zijn eigen stijl te hebben gevonden. Hij wisselt de Engelse taal af met woorden uit het Punjabi. Bovendien reisde hij af naar India om daar met eigen ogen het land van zijn ouders te bekijken. In zijn volgende bundel met de uitgebreide titel Tippoo Sultan’t Incredible White-Man-Eating Tiger Toy-Machine!!! zal hij uitgebreid ingaan op deze ervaring. 

De C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het voorgaande jaar wordt sinds 1998 uitgereikt. De prijs is bedoeld als stimulans voor beginnende dichters. De jury, bestaande uit Anja de Feijter, Maarten Elzinga en Koen Stassijns, heeft dit jaar vier dichters genomineerd: Y.M. Dangre met Meisje dat ik nog moet, Dennis Gaens met Ik en mijn mensen, Marjolijn van Heemstra met Als Mozes had doorgevraagd en Lieke Marsman met Wat ik mijzelf graag voorhoud. De vier jonge dichters kozen voor de Poetry-special van Boeken alle vier een gedicht uit hun genomineerde bundel om voor te dragen. Dangre leest Hout voor. Het gedicht komt uit een cyclus over een uitgeblust huwelijk en is daarmee typerend voor zijn bundel. “Grofweg gaat alle literatuur over liefde en dood. Een stervend huwelijk is een combinatie van beiden. Bovendien fascineert het mij hoe de sleet op de liefde komt.” Marsman, die haar gedicht Madrid over een imaginaire vakantieliefde voorleest, is het niet helemaal eens met Dangres opvattingen over literatuur. “Ik denk wel dat alles in het leven uiteindelijk over liefde en dood gaat, maar poëzie is natuurlijk veel groter dan dat.” 

Marjolijn van Heemstra draagt in het programma haar gedicht Hoe schrijf je iemand van de kanker vergeven voor. “Dit gedicht gaat over troost en over het zoeken naar een manier om via taal of via poëzie contact te maken met iemand of iets te betekenen,” aldus de dichteres. Haar bundel gaat in grote lijnen over pogingen om te omhelzen, wat ze duidelijk maakt aan de hand van het titelgedicht Als Mozes had doorgevraagd. Van Heemstra: “God zegt tegen Mozes: “Ik ben wie ik ben” en Mozes neemt daar genoegen mee. In mijn gedicht beschrijf ik dat ik zou hebben gezegd: “Ik ben ook wie ik ben” en God zou hebben geantwoord: “Ja, jij ook.” Dan hadden God en ik elkaar aangeraakt en was de Bijbel geen boek geweest, maar een omhelzing.” De vierde genomineerde voor de Buddingh’-prijs, Dennis Gaens, leest zijn gedicht De kolchoz 2 voor. Een steeds terugkerende zin in dit gedicht is: “Alles is fabriek”. Deze zin blijkt voort te komen uit een nummer van de Duitse rapper Dendemann, die zegt: “Alles Fabrik- und nicht mehr handgemacht.” Deze zin bleek het ontbrekende puzzelstuk van Gaens’ gedicht te zijn. Hij wordt vaker geïnspireerd door teksten van anderen: “Ik luister veel hiphopmuziek en haal daar veel uit, maar ook uit andere gedichten.” 

Marc Kregting is behalve dichter, prozaïst en essayist ook een van de programmeurs van Poetry International Festival 2011. Als liefhebber van het werk van de Nederlandse dichteres Gertrude Starink (1947-2002) heeft hij ervoor gezorgd dat er op Poetry een thema-avond aan haar wordt gewijd. Tussen 1980 en 2000 verschenen van de hand van Starink vijf modernistische bundels onder de titel De weg naar Egypte. Hoe meer Kregting zich in het project verdiepte, des te meer ontdekte hij erin. Zo kwam hij handschriften van Starink tegen, waaruit bleek dat ze haar poëzie schreef terwijl ze aan het tekenen was. “Haar werk is daarmee erg fysiek en kan in de traditie van onder meer Lucebert worden geplaatst,” aldus Kregting. Bijzonder aan Starink is ook dat zij niet meewerkte aan interviews, omdat ze zich alleen kenbaar wilde maken via haar poëzie. Hierdoor heeft De weg naar Egypte nooit erg veel aandacht gekregen. Dankzij Kregting en Poetry International komt hier eindelijk verandering in.