Boeken

Sanneke van Hassel & Betty van Garrel

Schrijfster Sanneke van Hassel vertelt over haar nieuwe verhalenbundel 'Ezels', een mistroostig boek vol gedesillusioneerde veertigers. Daarna een gesprek met journaliste Betty van Garrel over de de om-en-om-verhalenbundel 'Zalig zijn de schelen' die zij in 1972 samen met Herman Pieter de Boer schreef en die nu, geheel herzien, opnieuw uitgegeven is.

In de recensies van Sanneke van Hassels derde verhalenbundel Ezels vallen niet zelden kwalificaties als ‘pareltjes’ en ‘de koningin van het korte verhaal’. Van Hassel is, naast auteur, dan ook een warm pleitbezorger van het genre. Naast het schrijven maakt ze programma’s en avonden rondom het korte verhaal. Ezels gaat over het kleine ongeluk van het dagelijks leven.

Van Hassel kijkt veel om zich heen en verveelt zich niet. Er is immers altijd iets te zien. Thuis kijkt ze vaak uit het raam haar kleine, maar drukke straat in. Werken doet ze het liefst op plaatsen waar veel mensen zijn en waar veel gebeurt, zoals in de Rotterdamse centrale bibliotheek. Ze noemt zichzelf een observator en houdt alles in de gaten. Om dit goed te kunnen doen moet ze alleen zijn te midden van velen. Dat wil zeggen; je omringen met mensen waarmee je uiteindelijk niks moet. Omringd door vrienden en familie is ze haar opmerkzaamheid meteen kwijt. Dit scherpe oog voor de buitenwereld is direct terug te zien in haar verhalen, waarin we de mensen die om ons heen leven raak getypeerd zien; de uitgebluste bakfietsmoeder, de vervreemde oudere.

Van haar verhalen word je niet altijd vrolijk. Ezels wordt grotendeels bevolkt door veertigers die het ook even niet meer weten. Er hangt een sfeer van mislukking en vervreemding, van teleurstelling over het hebben van werk, huwelijk en kinderen. Sommigen storten zich in een zinloze affaire, anderen raken opgebrand of proberen te reflecteren op de heftigheid van het gegeven dat je kinderen er altijd zijn. Je kunt ze niet uitzetten, en wat je ook bent of doet, zij zijn er. De reden voor de preoccupatie met veertigers, moeders en kinderen? De veertiger Van Hassel is zelf vijf jaar geleden moeder geworden en beziet en ontdekt van een afstandje de wereld van crèches, modenamen en bakfietsmoeders. De ontmoedigende conclusie; het is zoals het is. Tegen je lot in opstand komen, is uiteindelijk net zo zinloos als je ermee verzoenen.

In 1972 verscheen Zalig zijn de schelen. Het boek met korte verhalen, obervaties, en anekdotes werd geschreven volgens het zwaan-kleef-aan principe, door verhalen- en liedjesschrijver Herman Pieter de Boer en journaliste Betty van Garrel. Het verkocht slecht. Tegenwoordig geniet het boek vooral in kringen van literatuurliefhebbers een cultstatus. Nu wordt het, volledig herzien, opnieuw uitgegeven.

‘Hou jij van schele mensen?’ vroeg Herman Pieter de Boer ergens in 1972 aan een licht verbouwereerde Betty van Garrel in het Amsterdamse journalistencafé Scheltema. Ze kwamen beiden geregeld in het café, maar kenden elkaar nauwelijks. Toen van Garrel even na had gedacht en bevestigend had geantwoord legde De Boer, die zelf een voorkeur voor schele meisjes heeft, zijn plan uit. Hij wilde een associatief verhalenboek maken; ik vertel een verhaal, dat doet jou aan iets denken, dus dan vertel jij weer wat. De troefkaart zou de schele mens worden. Als een van beiden even niets meer te vertellen wist, moest er een verhaal over een scheelkijker of loenser opgedist worden. De voorliefde voor de schele mens erfde De Boer van zijn moeder. Zij zei geregeld ‘zalig zijn de schelen, want zij zullen God dubbelt zien.’

Van Garrel reisde in de weekenden vanuit Amsterdam naar De Boer in Giethoorn. Daar vertelden ze elkaar verhalen die ze doordeweeks, tussen de bedrijven door, opschreven. Het schrijven liep volgens de journaliste als een trein en leverde een humoristisch en absurdistisch boek op dat een favoriet van Karel van het Reve en Tommy Wieringa werd. Een scherpzinnig en alert boek dat van de hak op de tak springt, alsof de lezer op een bankje op een plein zit terwijl een continue bonte stoet mensen voorbij trekt. Van Garrel werkte in de jaren zestig en zeventig onder meer bij de Haagse Post onder kunstredactiechef Armando. Hij adviseerde haar altijd een onbevangen blik te behouden. ‘Doe altijd maar alsof je net van de maan bent komen vallen,’ was zijn advies. Die onbevangen blik, die zeer in de tijdgeest paste, hielp Van Garrel naar eigen zeggen bij het schrijven van Zalig zijn de schelen.