Nelleke Noordervliet in het schrijfhok

Op 18 april was Nelleke Noordervliet te gast in het schrijfhok van 'Brommer op zee'. Lees hieronder de column die Wilfried de Jong aan haar schreef en uiteraard Noordervliets repliek.

Wilfried aan Nelleke:

Beste Nelleke,

De benenwagen   – ik weet het, het is een vooroorlogs woord – maar daarmee zag ik je dit voorjaar na een literaire middag richting het Rotterdamse Centraal Station gaan. Op gympies. Ik dacht zelfs op witte gympies, al ik hoef jou niet te vertellen dat je nooit blind moet vertrouwen op eigen waarneming. Misschien waren ze wel gebroken wit, of beige met een zwarte sportstreep.

Nelleke Noordervliet, met de trein naar huis. En dat als dochter van een automonteur. Een katholieke automonteur. Die verloochen je toch niet? 

 


 

Nelleke aan Wilfried:

De grote zwarte auto van dokter Nieuwenhuizen, de KNO arts van mijn altijd ergens aan lijdende moeder, stond in de garage van het doktershuis. Mijn vader had beloofd dat gigantische Amerikaanse monster te poetsen. En ik mocht helpen. Poets. Poetsdoeken. En wrijven maar. Lamme arm, lamme handen, lamme polsen. Maar ik was met mijn vader samen aan het werk. Trots. Negen jaar was ik. Onze handen bewogen ritmisch over de lak, de zwarte lak, tot het monster glom en gromde.

Kwam mijn vader thuis van zijn werk dan rook hij nog naar smeer en benzine. Hij liep naar de keuken, pakte het stukje puimsteen dat klaarlag op het aanrecht en begon zijn zwarte handen te schuren.