Henry Wickham waagde zich diep in het Amazonegebied om terug te komen met een zeer kostbare buit: zaad van de rubberboom.

‘Dankzij Henry Wickham rijdt de wereld op autobanden,’ schreef The New York Times op 28 september 1928 in de necrologie van de Engelse botanicus en avonturier. Het artikel verhaalt van een held en een visionair, wiens belangrijke werk niet genoeg gewaardeerd werd. Maar dat is slechts één kant van het verhaal. Henry Alexander Wickham (1846-1928) bracht zaadjes van rubberbomen die tot dan toe alleen maar in het wild groeiden uit het Amazonewoud naar Europa.

Later kwamen ze in Azië terecht, waar plantages aangelegd werden. Zo werd zijn vaderland Engeland een van de grootste en meest concurrerende producenten van rubber, een zeer belangrijk materiaal in de industriële revolutie. Geen wonder dat hij – hoewel pas tegen het eind van zijn leven – geridderd werd.

Maar in Brazilië geldt de botanicus, avonturier en ondernemer als niets minder dan een bio-piraat. Feit is dat Wickham een pionier was op het gebied van gewassenteelt. Hij stal naar eigen zeggen de rubberzaden, waardoor Brazilië een zeer belangrijke inkomstenbron verloor. Tegenover deze schimmige verdienste staat een lange rij slechter gelukte avonturen.

Henry Wickham was de oudste zoon van een advocaat, die vier jaar na zijn geboorte overleed aan cholera. Het avontuur trok hem al jong en op zijn twintigste ging hij naar Nicaragua, waar hij veren van exotische vogels probeerde te verzamelen voor de hoeden van dames op stand in Engeland. Hij zakte af naar Brazilië en leerde rubberbomen tappen, wat hem later nog goed van pas zou komen.

Hevea brasiliensis

Terug in Engeland trouwde hij met Violet, de dochter van een boekverkoper. Het jonge paar vertrok kort na het huwelijk opnieuw richting Zuid-Amerika, waar hij van plan was een plantage te starten. Hij plantte suiker, tabak en maniok, maar het gewas floreerde niet. Bovendien overleed de helft van zijn familie aan tropische ziektes en zelf legde hij ook een paar keer bijna het loodje.

Uiteindelijk wist hij de hoge heren in Engeland ervan te overtuigen dat de hij de aangewezen man was om de zaadjes van de rubberplant waar ze op aasden te stelen. Rubber was een van de belangrijkste en kostbaarste grondstoffen ter wereld. Het was nodig om allerlei nieuw uitgevonden machines draaiende te houden, voor wapentuig en gasmaskers op het slagveld, en natuurlijk voor banden van fietsen en auto’s.

De beste kwaliteit rubber kwam van de moeilijk herkenbare Hevea brasiliensis, die alleen in afgelegen gebieden in de Amazone groeide. De Koninklijke Botanische Tuinen, een instituut dat nauw verbonden was met het Britse imperium, gaf Wickham in 1876 de opdracht om in het regenwoud zaden te verzamelen. Dankzij zijn botanische kennis slaagde hij daar goed in. Toen een schip voorbij kwam dat om vracht verlegen zat, laadde hij 70.000 zaadjes (zo’n 500 kilo) in en bracht ze naar Engeland. Tegen de douane zei hij dat zijn vracht bestond uit ‘bijzonder delicate botanische specimens bedoeld voor de Koninklijke Botanische Tuinen in Kew’.

Eenmaal daar aangekomen werden ze geplant. Slechts een klein percentage ontkiemde, maar toch genoeg om plantages mee te beginnen in Maleisië en Sri Lanka. Wickham hoopte dat hij als dank voor zijn inspanningen naar Azië gestuurd zou worden om daar een plantage te leiden. Maar Kew-directeur Joseph Dalton Hooker zag hem als een amateurtje en hield het tegen. Hij werd afgescheept met 700 pond.

In eerste instantie leek Hooker gelijk te krijgen, want het duurde 35 jaar tot de rubberproductie echt op gang zou komen. Maar in 1916 hadden de Britten 95 procent van de rubbermarkt in handen. Het rubber uit de koloniën leverden Engeland enorme rijkdom op, Brazilië verdiende niets meer.

Dromer

Wickham bleef positief, ambitieus en reislustig. Zijn droom bleef om een welvarende plantagehouder te worden. Maar hij was een dromer en had niet veel talent voor ondernemen. Hij bleef gewassen ontdekken, experimenteren met de beste manieren om die te planten en verkondigen hoe dat moest.

Hij ging naar Australië, waar zijn huis afbrandde. In Brits Honduras (het huidige Belize) probeerde hij fruit te verbouwen. In Nieuw-Guinea probeerde hij het met zeeslakken en stinkende sponzen. Zijn vrouw Violet ging altijd mee, hoewel meestal niet van harte.

Geen enkele onderneming bleek succesvol en uiteindelijk, na jaren van leven onder barbaarse omstandigheden, gaf Violet er de brui aan en verliet ze hem. Wickham was het grootste deel van zijn leven nogal berooid, maar op latere leeftijd kreeg hij toch waardering en kon hij dankzij giften van bewonderaars zijn oude dag in relatieve weelde doorbrengen. Technisch gezien was Wickham geen dief, want in zijn tijd was het uitvoeren van zaden niet verboden. Het gevolg van zijn actie was wel dat er tegenwoordig strenge wetten zijn voor het importeren en exporteren van biologisch materiaal.

moederboom

Redmond O’Hanlon vindt Wickham in elk geval een held, een soort 007 van de negentiende eeuw. De Amerikaanse journalist Joe Jackson ontrukte de avonturier in 2008 aan de vergetelheid met het boek The Thief at the End of the World. In deze spannende biografische thriller vertelt hij het levensverhaal van Wickham, tegen de achtergronden van de wereldwijde economische situatie in die tijd.

O’Hanlon ontmoet Jackson in Manaus, midden in het Amazonegebied, en samen treden ze in de voetsporen van hun held. O’Hanlon zakt vervolgens de Tapajosrivier af, op zoek naar de legendarische moederboom waar de gestolen zaden van gekomen zouden zijn.

‘We hebben een week op die boot gezeten,’ vertelt regisseur Maaik Krijgsman. ‘Die rivier is enorm, wel twintig kilometer breed. Researcher Maren Merckx en ik sliepen ergens in het vooronder tussen de reddingsvesten en Redmond sliep boven in een hangmat. Op een nacht ging het vreselijk stormen, maar hij wilde eigenlijk niet naar beneden. We moesten hem echt naar beneden trekken. De volgende dag hoorden we dat een kilometer verderop de kapitein van een vergelijkbaar bootje door de bliksem was getroffen en overleden.’ Ook de voettocht door de jungle die volgde was bar. ‘Ook toen bleef het maar regenen. We hebben uren gelopen, op zoek naar de boom die we alleen uit de legendes kenden.’ Of O’Hanlon de boom gevonden heeft, is te zien in de aflevering.

O'Hanlons Helden - De rubberdief
Zondag 15 december, Nederland 2, 20.20 uur
O'Hanlons Helden - Working Class Heroes
Zondag 22 december, Nederland 2, 20.20 uur