Op 22 mei zijn er Europese verkiezingen. Burgers en politici geven af op ‘Brussel’, dat te ingewikkeld en ondemocratisch zou zijn. De journalistiek schiet hier tekort, betoogt Roland Duong, samen met Teun van de Keuken goed voor een nieuwe reeks De slag om Europa.

----------------------------------------------------
De slag om Europa
Zondag 11 en 18 mei (plus meer afleveringen in het najaar) Nederland 2, 21.05-22.00 uur

----------------------------------------------------

In een vlaag van jeugdige bravoure beweerde ik ooit: het is niet de taak van de journalist het publiek te dienen. Het is de taak van het publiek de journalistiek te dienen. Ik bedoelde dit: als we willen leven in de best denkbare maatschappij, dan moet elke burger zijn verantwoordelijkheid nemen en zich dus grondig informeren over alle belangrijke zaken die hem aangaan. Zodat gewetenloze multinationals, liegende politici en frauderende scharrelslagers ons niet kunnen bedotten. In zo’n maatschappij zouden politici hun loze beloftes niet langer durven uitspreken en fabrikanten zouden hun spullen enkel nog maar verantwoord produceren. Iedereen zou bang zijn voor de geëmancipeerde burger.

Dankzij het internet is deze utopie voor een deel werkelijkheid geworden. Niemand kan zich nog verschuilen voor de burger of de consument. Of het nu gaat om slechte producten, slechte service of fraude – op internetfora en Twitter wordt er keihard mee afgerekend. De emancipatie van de burger brengt enorme nieuwe journalistieke uitdagingen met zich mee, want wat is de taak van de journalist in het internettijdperk?

Mijn onderzoeksterrein, de Europese Unie, geeft antwoord op die vraag. Europa is een schoolvoorbeeld van hoe we tegen de grenzen aanlopen van het emanciperende vermogen van de nieuwe media. Veel misvattingen die leefden toen Teun van de Keuken en ik vijf jaar geleden begonnen met De slag om Europa (hier te zien) bestaan nog steeds. Ondanks de social media en internet. Hoe kan dat?

Bijna niet uit te leggen

Ik zie meerdere oorzaken voor de gebrekkige kennis over Brussel. Brussel is onbegrijpelijk. Informatie over het Europees Parlement en de Europese Commissie is wel te vinden op het internet, maar het samenspel tussen de Commissie, Raad voor regeringsleiders (waar ook premier Rutte zitting in heeft) en het Europees Parlement is bijna niet uit te leggen.

Tel daarbij op dat veel eurocraten weliswaar briljante dossiervreters zijn, maar door gebrek aan democratische ondervraging niet getraind zijn om hun verhaal aan de gewone man uit te leggen. Iedereen die de capabele en machtige eurocommissaris van financiën Olli Rehn heeft horen stamelen, begrijpt wat ik bedoel.

Nederland stuurt ook geen grote politieke talenten naar Brussel. Het blijft een beetje het Siberië van de vaderlandse politiek. Noem eens een Nederlandse europarlementariër? Een kansloze quizvraag. Jeanine Hennis-Plasschaert wist zichzelf knap te profileren in het EP en hop, ze werd meteen naar Den Haag gehaald. Dus: het leggen van relevante verbanden in de Europese politiek is ingewikkeld en er werken geen charismatische politici.

Een mooie kluif voor een journalist zou je denken. Helaas. Brussel is ook voor veel journalisten te ingewikkeld. Er is gelukkig wel een inhaalslag. De zogenaamde kwaliteitskranten hebben uitstekende verslaggevers op Brussel gezet. Maar die kennis wordt niet gedeeld met collega’s die de nationale politiek volgen. Er worden wel goede Haagse en Brusselse reportages gemaakt, maar de wisselwerking tussen Den Haag en Brussel blijft onderbelicht. Hier ligt de taak van de journalistiek. Niet alleen de relevante feiten laten zien, maar ook de relevante verbanden. Op het internet is het vaak onmogelijk om de verbanden te vinden tussen de miljarden beschikbare feiten.

goedkope kritiek

De Europese journalistiek staat in de praktijk los van de nationale journalistiek. Hierdoor krijgt de burger ten onrechte de indruk dat het om twee verschillende werelden gaat. De nationale verslaggevers laten goedkope eurokritiek van nationale politici vaak onweersproken bij gebrek aan Brusselse kennis. Veel hoofdredactionele commentaren over het reilen en zeilen van de EU slaan vaak net de plank mis bij het duiden van de verschillende Europese instituties.

Hoofdredacteuren en Haagse verslaggevers zouden er goed aan doen zich te laten bijscholen door hun Europese collega’s. Meer journalistieke integratie is nodig om de burger in te laten zien dat Brussel en Den Haag met een navelstreng verbonden zijn. Onze eigen regering zit met een mandaat van onze eigen Tweede Kamer in Brussel mee te schrijven aan Europese richtlijnen. Dat hoor of lees je veel te weinig. De politieke mythe dat het om twee verschillende werelden gaat wordt door sommige journalisten zelfs in stand gehouden.

hardnekkige mythe

Deze mythe is ongelooflijk hardnekkig, daarom voelde ik mij genoodzaakt om naast het televisieprogramma een boek te schrijven over wat er werkelijk speelt in Brussel. In dit boek, getiteld Waar bemoeien ze zich mee?, probeer ik de banden tussen Den Haag en Brussel op zo helder mogelijke wijze te ontrafelen. Om zoveel mogelijk bij te dragen aan een beeld van Brussel dat recht doet aan de feiten. Burgers, nationale politici en journalisten moeten zich realiseren dat kritiek op Brussel, kritiek is op onze Kamerleden en bewindslieden die instemmen met de Brusselse richtlijnen. Het wordt hoog tijd dat het eurokritische geluid direct wordt gericht naar de verantwoordelijke machthebbers in Den Haag.

Want de belangrijkste verantwoordelijken voor het in de wereld brengen van euromythes zijn helaas onze nationale politici. Zij durven tegenwoordig nauwelijks moeilijke standpunten in te nemen. Europa is niet een populair thema. Dus durft geen politicus van een middenpartij het voor Brussel op te nemen.

Ironisch genoeg hebben we deze dynamiek voor een deel te danken aan de geëmancipeerde burger. We hebben onszelf ontzuild. Dat heeft grote voordelen. We hoeven niet langer te buigen naar een voorman die gesteund moet worden enkel omdat hij rooms-katholiek of socialist is. Het grote nadeel is dat politici niet langer impopulair durven zijn.

In de oude constellatie, met vanzelfsprekende loyaliteit van de bloedgroep, kon een tegendraadse beslissing of moeizaam compromis nog op steun rekenen. Een genuanceerd verhaal over Europa zou worden geaccepteerd. Maar tegenwoordig kunnen politici niet langer onvoorwaardelijk op hun achterban rekenen. Kiezers weten niet hoe snel ze hun favorieten moeten laten vallen. Dit levert verlamming op.

Je ziet nu dat politici op zoek zijn naar de de ultieme crowdpleasing solution. Een nuchtere middenpositie durft niemand meer aan. Natuurlijk heb je D66 en GroenLinks, maar die zijn in de niche gedoken van een federaal Europa. Dat zijn dan ook meteen pro-Europese partijen.

Door het gebrek aan feitenkennis is het Europadebat totaal gepolitiseerd. Voor of tegen. Meer of minder. Met name de VVD en het CDA doen er alles aan hun commitment aan Europa met zoveel mogelijk mitsen en maren te omkleden, waardoor het lijkt of zij zich ook zeer eurokritisch opstellen. Om de morrende kiezer op zijn wenken te bedienen.

Omdat nu ook de grote politieke middenpartijen lippendienst bewijzen aan de euroscepsis wordt het electoraat op het verkeerde been gezet. De politici geven kiezers onterecht de indruk dat we zonder Brussel kunnen. Zo dreigen de verworvenheden van ons lidmaatschap van de EU te worden gesmoord in politieke retoriek die geen maat houdt met de feiten.

gezond wantrouwen

Een extra uitdaging voor de Europese journalist is de achterdocht van de burger jegens de macht. De journalist had misschien ooit de taak het publiek te leren om autoriteiten met gezond wantrouwen te benaderen. Maar achterdochtiger dan nu kan het publiek niet zijn. Daar hoeft de journalist niet meer aan bij te dragen.

Voor veel journalisten is de grote droom All the President’s Men (de film naar het boek van de Amerikaanse journalisten Bob Woodward en Carl Bernstein over het Watergate-schandaal): de val van een politicus naar aanleiding van exclusieve berichtgeving. Het ontmaskeren van politici en zakenlui is voor veel reporters de heilige graal geworden. Waarheidsvinding lijkt vaak ondergeschikt.

Reporters hebben de achterdocht en ironie tot grondhouding verheven. En deze grondhouding is overgenomen door de maatschappij. Sterker nog, kijk een uurtje naar reacties van reaguurders op de bekende sites en je krijgt het donkerbruine vermoeden dat bij veel burgers gezonde achterdocht is doorgeslagen naar plat cynisme.

Politici zijn eigenlijk al bij voorbaat veroordeeld. Dat is in het geval van Europese politici nog makkelijker. Zij kunnen zich vanuit Brussel moeilijk verdedigen tegen de verdachtmakingen uit achtentwintig lidstaten. Hier ligt de taak van de journalist. Je kan op zoek gaan naar het zoveelste Brusselse subsidieschandaal, maar dat zou kunnen bijdragen aan een vertekend beeld van de Europese politiek.

Natuurlijk gaan er ook dingen mis in Brussel. Maar de karikatuur van een frauduleuze bende moet met kracht worden weersproken, eenvoudigweg omdat het niet waar is. Een realistisch beeld over Brussel wordt waarschijnlijk beter geschetst met de vraag of de eurocraten wel een eerlijke kans krijgen. Kritisch zijn op de euroscepsis hoort bij Brusselse verslaggeving.

Het idee dat elke burger journalist moet zijn, heb ik door het gecompliceerde Brussel laten varen. Traditionele journalisten die zichzelf opnieuw durven uit te vinden, zijn hard nodig.

extra interview

Al vijf jaar nemen Teun en Roland hun kijkers mee in de machtige machine van het Europese bestuur. En die zit heel anders in elkaar dan Nederlandse politici en journalisten het doen voorkomen, zeggen ze.
We vroegen ze hoe het nu precies zit. In de video van het interview zitten fragmenten verwerkt uit eerdere afleveringen van De slag om Europa (voorheen De slag om Brussel).