Duitsland 1960. Muziek van

VPRO Cinema

Schlagerfilms zijn vanaf het begin populair geweest. Meteen na de intrede van de geluidsfilm (in 1927) werd er in veel Duitse UFA-films gezongen. Willy Fritsch, Lillian Harvey, Jan Kiepura, Johannes Heesters, Martha Eggert, Zarah Leander en vele anderen werden zingende filmidolen. De schlager zoals we die nu kennen werd misschien voor het eerst gebracht door Hans Albers, de blonde reus van de Duitse film. Deze legende heeft diverse muziekfilms en onvergetelijke melodie[KA3]en (vooral zijn versie van `La Paloma`) op zijn naam staan. Na de oorlog kwamen er steeds meer zingende filmsterren aan het firmament, vooral omdat steeds meer platenartiesten gingen optreden in films. Rond 1960 bestond een kwart van de totale Westduitse filmproductie uit schlagerfilms. De grote namen uit de jaren 1950, Vico Torriani, Fred Bertelman, Peter Alexander en Catherina Valente, werden al spoedig opgevolgd door de jeugdidolen Conny Froboess en Peter Kraus met enkele grote kassuccessen. D[KA1]e grote money-maker werd natuurlijk Freddy Quinn. Een aantal van zijn dertien films voert zijn naam in de titel. Zijn grootste succes is HEIMWEH NACH ST. PAULI uit 1963 van Werner Jacobs en Karl Vibach, waarin hij zijn miljoenenhit `Junge, komm bald wieder` zingt. Zijn films zijn vaak sentimenteel, (zoals NUR DER WIND uit 1961 van Fritz Umgelter), maar soms ook heel vrolijk (FREDDY UND DER MILLION[KA3]AR uit 1961 van Paul May). Ook werden er films gemaakt waarin schlagersterren gastrollen vervulden. Artiesten als Gus Backus en Trudi Herr zongen [KA1]e[KA1]en of twee liedjes maar speelden verder nauwelijks een rol. Voorbeelden hiervan zijn vrolijke en onderhoudende producties uit 1960 als MARINA of O SOLO MIO beiden geregisseerd door Paul Martin, met onder andere Rex Gildo en het Deense banjo-duo Jan en Kjeld. Zelfs de Nederlandse Blue Diamonds zijn in diverse schlagerfilms te zien en te horen. Er werden ook combinaties gevormd: Rex Gildo en Gitte, Peter Alexander en Conny Froboess. In de tweede helft van de jaren 1960 werd de wacht afgelost. In 1968 begon de dertien- jarige Heintje (zijn volledige naam luidt Heintje Simons; hij debuteerde als filmacteur in ZUM TEUFEL MIT DER PENNE van Werner Jacobs); van zijn zes bioscoopfilms staat in een drietal zijn naam in de titel. Peter Alexander vijzelde zijn filmpopulariteit weer op door met Heintje in HURRA, DIE SCHULE BRENNT (1969) van Werner Jacobs te spelen. Het waren aardige films; Heintje was een natuurlijke acteur, die de harten van miljoenen stal. Toen hij op zestien-jarige leeftijd de baard in de keel kreeg, was het afgelopen met zijn populairiteit. Hij presenteerde nog jarenlang een muziekprogramma in de middag op de radio voor omroep AVRO. Ook het romantische idool Roy Black begon met een serie van meer dan tien films van wisselende kwaliteit: soms langdradig, soms heel leuk. Hij begon in PARADIES DER FLOTTEN S[KA3]UNDER (1968) van G[KA1]eza von Cziffra, August Rieger en Rolf Olsen. Chris Roberts en Rudi Carrell (WENN DIE TOLLEN TANTE KOMMEN van Franz Josef Gottlieb in 1970) hebben samen, en afzonderlijk, schlagerfilms gemaakt die zeker onderhoudend zijn. Udo J[KA3]urgens was ook in een aantal producties te zien (zie de hierna genoemde film met Ricky Shane, maar Udo`s top of the bill kwam in de in dat jaar uitgebrachte SPUKSCHLO[KL29] IM SALZKAMMERGUT van Hans Billian en Rolf Olsen met de pittige Ruth Stephan als zijn charmante tegenspeelster); Ricky Shayne werd een idool na SIEBZEHN JAHR, BLONDES HAAR/LA BATTAGLIA DEI MODS (1966) van Franco Montemurro. Michael Schanze maakte onder andere de film DIE LUSTIGEN VIER VON DER TANKSTELLE (1972) van Franz Antel, met kleine Nicki Doff, Hans-J[KA3]urgen B[KA3]aumler, Uschi Glas en Willy Millowitsch. In de film HEUTE HAU`N WIR AUF DIE PAUKE (1972) van Ralf Gregan rond producent Jack White zijn mensen als J[KA3]urgen Marcus, Lena Valaitis en Tony Marshall te zien. Heino werd gevraagd voor enkele gastrollen zoals in BLAU BL[KA3]UHT DER ENZIAN (1973) van Franz Antel. De zanger Benny (Schnier luidt zijn achternaam) maakte POPCORN UND HUMBEEREIS (1978) met Zachi Noy, Gesa Gabor, Dolly Dollar e.v.a. van Franz Josef Gottlieb, waarin allerlei personen uit de broek gingen, behalve hijzelf! Deze film en ESKIMO LIMON (van Boaz Davidson uit hetzelfde jaar) gaven aanleiding tot de succesvolle, melige reeks EIS AM STIEL/LEMON POPSICLE met nostalgische popmuziek uit de jaren 1950-60, die met acht delen jonge en oudere kijkers tien jaar achtereen liet lachen om de kluchtige amoureuze, avontuurtjes van een stelletje opgeschoten jongeren. Rond 1975 kwam de klad in de het schlagergenre. Bepaalde artiesten spelen wel eens in een film, maar de echte schlagerfilm bestaat niet meer. Ze boden pretentieloos amusement en waren vaak goed gemaakt. In vele landen, onder andere in Nederland en Belgi[KA3]e, waren ze populair. Als de Duitse tv een schlagerfilm uitzond in de jaren 1980-90 met Freddy Quinn (geboren in 1931 die vanaf 1991 tot 2004 niet meer te zien was in een film of tv-film) of Peter Kraus (geboren 1939 voor wie in 1995 een stille periode van zeven jaar begon) zat een miljoenenpubliek voor de beeldbuis. Dat wordt nu steeds minder en een aantal van hen zijn niet meer in leven zoals Ruth Stephan, Rex Gildo, Rudi Carrell of hebben afscheid genomen van het vak zoals Heino. In dat vak geldt een uitspraak: een dode artiest verkoopt per definitie minder; uitzonderingen daargelaten: Elvis Presley leverde meer op dood dan levend.

credits

Muziek:
Hans Albers, Freddy Quinn
Jaar:
1960
Genres:
Muziek, Romantiek, Komedie
Trefwoorden:
Series, Tragikomedie, Popmuziek, Schlagerfilm, Romantische komedie, Klucht
Landen:
Duitsland