Vijftig minuten zijn vaak te kort voor een goede, gelaagde documentaire. Makers moeten zich niet door zo'n strakke tijdslimiet laten intimideren. Dat heeft immers zeker een slecht effect op het effect van de film.

'Ik weet nu al dat 52 minuten te kort is voor de documentaire die ik in mijn hoofd heb. Het wordt een portret van Ramses Shaffy in zijn bloeitijd, de jaren zestig. Het moet gaan over hem, maar ook over een levenswijze die verloren is gegaan. Als je een verhaal in verschillende lagen wil vertellen, moet je allemaal lijnen uitzetten, die je dan later weer met elkaar vervlecht. Ik maak al lang genoeg films om te weten hoe lang die lijntjes moeten worden, en als ik die optel kom ik uit boven het uur.

Toen ik nog werkte voor Diogenes hielden we bij een interview altijd één minuut aan voor het antwoord. Als je Ramses na een minuut afkapt heeft hij nog niets gezegd. Hij heeft meer tijd nodig. Ik mag de film voor de NPS maken, maar ga nog bij het Filmfonds proberen extra geld los te krijgen voor een lange versie. Als dat niet lukt schraap ik het zelf bijelkaar. Die lange versie wordt hoe dan ook gemaakt. Ik kan er bij mezelf niet omheen. En met die lange versie stap ik dan naar de NPS en zie dan wel of ze er niet alsnog een plaatsje voor kunnen vinden.

Het is sowieso een gekloot natuurlijk. De lengte gaat steeds meer de inhoud bepalen. Ik heb een aflevering voor 10 geboden gemaakt, en kon in sommige andere films goed zien dat makers bewust voor een kleinere aanpak hadden gekozen. Te klein voor 50 minuten, dus die films zijn te lang geworden. Als je teveel rekening houdt met de lengte beperk je jezelf in ambitie en dat gaat altijd ten koste van de inhoud .'