Vraag een aantal kunstenaars en wetenschappers naar het fenomeen Hollands licht en je hebt een reeks van tegengestelde meningen. Want bestaat er wel zoiets als het typische Hollandse licht, dat voor het eerst werd waargenomen bij de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw? Over die intrigerende vraag gaat de documentaire Hollands licht van regisseur Pieter-Rim de Kroon.

Winnaar van het Gouden Kalf voor beste lange documentaire dit jaar was Hollands licht van regisseur Pieter-Rim de Kroon en scenarioschrijver Maarten de Kroon. Daarin laten kunstenaars, kunsthistorici en wetenschappers zich uit over de vraag of er zoiets bestaat als Hollands licht. Dat typisch Hollandse licht - met het donkerste donker en het witste wit - dat voor het eerst werd waargenomen in het werk van de 17de-eeuwse schilders, en oorzaak zou zijn van de sterke visuele cultuur in Nederland.

Als het al bestaan heeft, dan behoort het volgens de Duitse kunstenaar Joseph Beuys al weer tot het verleden. Hij beschouwde het IJsselmeer als het oog van Holland. Door de inpolderingen in deze grote lichtreflecterende spiegel zouden de Hollanders zichzelf verblind hebben en het Hollandse licht zijn specifieke helderheid voorgoed zijn kwijtgeraakt.

Beuys' stelling is de rode draad in Hollands licht en slechts een van de vele intrigerende stellingen in de film. Als rustpunt worden de interviewfragmenten regelmatig onderbroken met beelden van oer-Hollandse wolkenluchten, die steeds vanaf dezelfde plek (de dijk tussen Marken en Monnickendam) werden geschoten. Het zijn minutenlange momentopnamen uit alle seizoenen, die samen een beeld geven van de rijke gevarieerdheid van het Hollandse licht.
De film dreigt een mediahype te worden en eerste vraag aan van huis uit opdrachtfilmer Pieter-Rim de Kroon (1955) is dan ook: Had u zoveel aandacht voor uw eerste lange documentaire verwacht?

De Kroon: 'Niet echt . Documentaires zijn sowieso voor een klein publiek, en binnen dat kleine publiek dachten wij een nog kleiner publiek te kunnen aanspreken. De meeste succesvolle documentaires gaan over human interest, de André Hazessen en zo. Onze documentaire lijkt op het eerste gezicht over kunst te gaan, maar is veel breder. Gaat veel meer over kijken en beleven. Kennelijk zijn dat dingen die het publiek heeft opgepikt.'

De suggestie dat typisch Hollands licht bestaat is ook heel aantrekkelijk.
'En nog nooit onderzocht. In de kunstgeschiedenis wordt er al zo'n tweehonderd jaar over geschreven, maar wetenschappelijk onderzoek is nooit verricht.'

Hoe wetenschappelijk is het onderzoek in de documentaire?
'Tijdens de opnamen viel ons op dat op een willekeurige, lichtbewolkte dag in Nederland het licht veel feller is dan in bijvoorbeeld de woestijn in Arizona, terwijl daar de zon de hele dag schijnt. Dat heeft te maken met de waterdeeltjes in de lucht, waardoor het licht veel beter verspreid wordt. Het licht komt zo van alle kanten. Dat scheelt wel zo'n twee-en-een-halve stop op de lichtmeter. Op zich is dit een heel interessant gegeven, maar niet zonder meer in de film te gebruiken.
Ik had het daarover met Vincent Icke en die raadde ons af die constatering zonder wetenschappelijk onderzoek te presenteren. Oké, vroeg ik, hoe onderzoek je dat dan wetenschappelijk? Waarop Icke uitlegde dat je dat dan op meerdere locaties ter wereld, op meerdere momenten per jaar en over een periode van tenminste tien jaar moet onderzoeken. Dat konden en wilden we niet, zodat er in de film geen enkele semi-wetenschappelijke uitspraak zit. De eerste de beste wetenschapper had ons ook gelijk onderuit gehaald.
In plaats daarvan kozen we ervoor de kijker te confronteren met de vaak prikkelende meningen van de acht wetenschappers, kunsthistorici en kunstenaars.'

Is die Turrell, met zijn new age-achtige kunstwerk in Arizona, niet een beetje vreemde eend in de bijt?
'Turrell is misschien new age, maar zijn inspiratie is heel old age. Die komt uit de 17de-eeuwse Nederlandse schilderkunst en ligt bij Rembrandt en Vermeer, die hem bewust maakten van het onderwerp licht.'
Rembrandt zelf zit niet in de documentaire.
'Hij valt er een beetje buiten. Licht is in zijn werk meer theaterlicht. Er wordt wel gezegd: Rembrandt belicht de actie en bij Vermeer is de actie het licht zelf. Vermeer is dan ook veel meer Hollands licht dan Rembrandt.'

Hoe vang je dat licht met een camera?
'Al heel vroeg besloten we dat we niets zouden manipuleren. Geen rare filters; filmmateriaal dat zo neutraal mogelijk was. Het zelfde geldt voor de lenskeuze, het ontwikkelproces en het printmateriaal, want dat zijn allemaal stappen van subjectiviteit en wij wilden het juist zo neutraal mogelijk houden. Honderd procent lukt natuurlijk nooit, want elke opname is per definitie een reproductie van de werkelijkheid.'

Voor de kenners onder ons, wat gebruikte u op de dijk voor materiaal?
'Alle shots op de dijk zijn gemaakt met een Zeisslens met een brandpuntafstand van 16mm (lenshoogte: 1.57,5 meter, onder een hoek van 8,8 graden). De opnames waren met 64 asa Daylight, standaard belicht en standaard ontwikkeld. Het opnamemateriaal was van Fuji - Kodak is veel te kleurig, veel te Hollywood -, en als printmateriaal kozen we voor Agfa, want Fuji was te contrastrijk en Kodak weer veel te gezellig, veel te mooi.
Toen we voor het eerst een 360 graden shot op de dijk maakten duurde dat 1 minuut en 10 seconden. Dat leek ons genoeg. Maar toen we ze tijdens de rushes in de bioscoop terugzagen werden we helemaal gek. Veel te snel. Zijn we nog twee keer teruggegaan. Bleek 1 minuut 40 ook nog te snel, waarop we uitkwamen op de 2 minuut 10 die in de film zit.'

Waardoor de film behoorlijk lang is
geworden.
'Er zijn veel goede films die aan de lange kant zijn. Misschien waren ze wel niet zo goed geweest als ze korter waren. Een goede film moet ook een beetje pijn doen. Als je niet door een bepaalde pijngrens gaat kom je niet op een hoger plan, dan blijf je rondzweven. Onze bedoeling was dat de deskundigen je gereedschap aanreiken waarmee je beter kan kijken, en die shots op de dijk moesten de kijker de tijd gunnen dat ook te doen. Het je bewust worden van dat kijken werd steeds belangrijker in de film.'

Is dat de reden dat jullie de vraag of Hollands licht nu bestaat of niet min of meer onbeantwoord laten?
'Ik denk dat het veel interessanter is dat je de bioscoop uitgaat met een aantal vragen, dan wanneer alles netjes voor je beantwoord is.'

En wat vindt u zelf? Mythe of fenomeen?
'Fenomeen, absoluut. Maar er spelen nog andere zaken een rol. Als ik op die dijk sta merk ik dat de beleving van dat licht niet alleen met de wind, de wolken, de hoogte van de wolken, de luchtvochtigheid, of de stand van de zon te maken heeft, maar ook met de horizon, die plat is. En met die enorme koepel lucht die zich over je uitstrekt. Die koepel doet iets met je, brengt je in een bepaalde state of mind . Dat is geen wetenschappelijke benadering meer, dat is een gevoel.'

Welk gevoel is dat bij u?
'Dat kan ik niet zo een twee drie zeggen. Bewondering wellicht, deemoed, koude rillingen, dat effect.'

U houdt nog iets achter ...
'Ik wil niet zweverig worden en de kant van zen op gaan, maar je beleeft het en je bent er ontzettend van onder de indruk. Dat heb ik niet op andere locaties, in een ander land.'

Ook niet nadat nu u de film gemaakt heeft?
'Dat zou je misschien verwachten, maar ik ervaar het na het maken van de film juist nog mínder in een ander land. De verschillen zijn alleen maar groter geworden.'

Vervult u dat met trots, dat wij maar mooi van die mooie luchten hebben?
'Trots is niet het juiste woord, maar ik vind dat Hollandse landschap met dat Hollandse licht wel fantastisch mooi. Als ik vijf minuten buiten Amsterdam ben en in de polder sta vind ik dat prachtig. En we zien het niet eens meer. Zijn de hele dag aan het scheuren, zappen en sms-en.'

De film als pleidooi voor onthaasting?
'Een beetje wel ja. Je gaat pas kijken als je daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. En daarvoor hoef je helemaal niet ver weg. Fotograaf Hans Aarsman heeft gezegd: "We leven in Nederland in Gods studio." En zo is het.'