Deze week gaat Onze kust in première, een documentaire van Ireen van Ditshuyzen over de Nederlandse kust, de zee en de manier waarop Nederlanders met die zee omgaan. Over de schoonheid van de zee, maar ook het gevaar.

Op een februari-ochtend in 1999 was documentairemaakster Ireen van Ditshuyzen aan het filmen aan zee. Ze was er om een storm vast te leggen waarbij de zee flink tekeer ging. De combinatie van een wind die draait, hoog water, springtij : spektakel. 'De zee gaf een paar flinke stoten, maar toen was het weer over. Ik gaf de cameraman opdracht om nog een totaalshot te maken, dan waren we klaar. Het was redelijk rustig. Maar plotseling kwam er een golf die we niet meer konden ontwijken - we waren totaal nat, konden niets meer doen, want alles was nat, de camera ook. Dan zie je: de zee is een beest, dat onverwacht kan toeslaan .'

Ze wist toen: die zee, daar moet je niet mee spelen. En je moet niet te gauw denken dat je weet hoe hij zich zal gedragen. 'We dachten dat we het konden lezen, maar dat was niet zo. Schippers kunnen dat wel. Maar zelfs die worden wel eens verrast.'

Over een periode van zeven jaar maakte Van Ditshuyzen de documentaire Onze kust. De zee speelt er een hoofdrol in. De film gaat over de manier waarop Nederland omgaat met de zee en met de kust - niet zozeer de recreatie aan het strand, maar vooral het kustbeheer. Duinen, dijken, stormvloedkering - maar ook het zogenoemde 'dynamisch kustbeheer' waar Rijkswaterstaat mee experimenteert, dat uitgaat van de gedachte om de zee waar mogelijk zijn gang te laten gaan.

In de documentaire is bijvoorbeeld een strandpaviljoen op Ameland te zien, dat in 1997 werd gebouwd en op veilige afstand van de zee leek. Maar binnen drie maanden was die veilige afstand weg: de zee had meters strand weggehapt, en het paviljoen moest worden verplaatst. Dan zie je, zoals de paviljoenhoudster in de film zegt, wat voor een kracht de zee heeft.

De aanleiding voor Van Ditshuyzen om de film te maken, was een hoorzitting die werd gehouden in de kustplaats Schoorl, waar ze sinds enige tijd woont. Het ging over het plan voor de Kerf, een inham in de duinen die de zee toelaat. Zout water stroomt het duingebied binnen, waardoor er een overgang van een zout naar een zoet milieu ontstaat.

Bij de hoorzitting zag Van Ditshuyzen de angst van sommigen voor de zee. Maar het plan voor de Kerf was ook symptomatisch voor de omslag in het denken van Rijkswaterstaat: niet meer alleen de zee zo veel mogelijk tegenhouden, maar hem nu ook zo nu en dan toe te gaan laten. 'Ik vond het een goede aanleiding om eens te kijken hoe wij met de zee omgaan. We hebben het land op de zee verworven, laten nu de zee weer een beetje toe, en worden er tegelijkertijd weer banger voor, de laatste tijd. Al was dat laatste nog niet zo toen ik begon, in 1997. De houding was toen: leuk, een beetje spelen met de zee. Dat is echt veranderd.'

'Het kwam natuurlijk vanuit de welvaart. Het kon allemaal - we konden met de zee spelen, kijken hoe het zou gaan. Maar nu er de afgelopen jaren een aantal overstromingen zijn geweest bij de rivieren en het besef groeit van de stijgende zeespiegel, is er toch meer angst ontstaan. Vooral bij de mensen die aan de kust wonen, natuurlijk . Die zijn ook conservatiever dan de beleidsmakers, die willen experimenteren. Kustbewoners zijn vrijwel altijd conservatief. Wel terecht, hoor. Ze wonen er. Dan heb je er last van als er iets fout gaat.'

Onze kust laat de schoonheid van de zee zien, van kustgebieden als het Verdronken Land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen, maar de film is ook een waarschuwing. Van Ditshuyzen: 'Ik hoop dat mensen zich er bewuster van worden dat de zee iets is waar je je verhouding ten opzichte van moet bepalen. Het is niet zomaar iets. Als je in de stad woont, denk je: ach, de zee, dat is leuk voor een dagje strand . Maar de zee is je buurman. En het kan een boze buurman zijn.'