De Nederlands-Ethiopische cameraman Abraham Haile Biru hield er in zijn opleiding rekening mee dat hij naar Afrika zou terugkeren. Geen rijders, of dollies. 'Dat heb je daar toch allemaal niet.'

'Je had erbij moeten zijn gisteren, bij mijn ontvangst door de Lions Club Rotterdam. Iedereen in het pak. Ik ook natuurlijk, om de cheque aan te nemen die ik had gewonnen Tienduizend euro heb ik gewonnen, voor de filmschool die ik ga beginnen in Addis Abeba. Vonden ze het beste projectvoorstel. Dat ik Nederlands sprak, was helemaal fantastisch.'

De Nederlands-Ethiopische cameraman Abraham Haile Biru (36), de pet achterstevoren op de gladgeschoren schedel, vertelt tijdens het filmfestival in Rotterdam over de lof die hij kreeg toegezwaaid. Het is geen nieuwe ervaring. In 2002 werd Haile Biru, nog maar net afgestudeerd aan de Filmacademie in Amsterdam, uitgeroepen tot beste cameraman van Afrika op het Fespaco-filmfestival in Burkina Faso. Dat was voor Abouna ( Onze vader) van regisseur Mahamet-Saleh Haroun. De film werd ook geselecteerd voor Cannes. Geen wonder dat Haroun hem vroeg voor zijn volgende project: Daratt (Dry Season).

Daratt gaat over wraak. Een oude man stuurt zijn kleinzoon Atim naar de Tsjadische hoofdstad N'Djamena om de moordenaar van zijn vader te doden. Het is 2006, er geldt een amnestie voor oud-strijders van een lange burgeroorlog, en de moordenaar, Nassara, is bakker geworden. Hij biedt Atim een baan aan, die deze accepteert, en raakt gesteld op zijn nieuwe hulp. Hoewel ogenschijnlijk weinig gebeurt, is Daratt tot het laatst spannend omdat dan pas blijkt of Atim zijn opdracht gaat uitvoeren of niet.

De film bevat mooie beelden van de woestijn en indrukwekkende opnames van gezichten. ' Er is nauwelijks dialoog. Daarom koos ik voor veel close-ups, in overleg met Haroun natuurlijk. Hij geeft mij en de acteurs veel ruimte.' Heel Daratt is gefilmd in de stijl die bij Haile Biru past: hij houdt ervan om op een documentaire manier te filmen, maakt vaak gebruik van een statief en is wars van moderne cameratrends. Bij hem zul je geen schokkerige, onscherpe beelden zien, die snelheid moeten suggereren.

Haile Biru's degelijkheid heeft alles te maken met wat hij als zijn opdracht ziet: filmen in Afrika naar een hoger plan te brengen. Hij koos daar al snel voor nadat hij op zijn zestiende naar Nederland kwam om de dienstplicht in het toen socialistische Ethiopië te ontlopen. Hij kreeg een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, een studiebeurs van de stichting voor vluchtelingstudenten UAF en vond onderdak in Rhoon, bij een echtpaar dat hij nu zijn 'tweede ouders' noemt. In die plaats ontmoette hij mensen 'die verbaasd waren dat ik als kind niet op blote voeten liep'. Hij zou filmer worden, besloot hij, om te laten zien hoe Afrika er óók uitziet.

Eenmaal op de Filmacademie in Amsterdam verkoos hij echter camera en licht boven regie. 'Bij regie komt het aan op ervaring en fantasie. Maar in Afrika komen die verhalen vanzelf wel. Waar het in Afrika aan schort is technische deskundigheid. Op dat vlak heb ik dan ook zo veel mogelijk willen leren. In vier jaar tijd heb ik geen les gemist.' Haile Biru legde zich daarbij vooral toe op 'filmen vanuit de beperking'. 'Op de academie was men wel eens verbaasd dat ik nooit om een rijder, dollie of grip vroeg, om de camera over een rails te laten rijden. Dat heb je toch allemaal niet in Afrika, wist ik.'

Het komt Haile Biru van pas bij het documentaire- en registratiewerk in Afrika, waaruit het grootste deel van zijn opdrachten bestaat. En zeker bij het filmen in Tsjaad voor Daratt, een film die met een klein budget is gemaakt.

Het budget was maar een van de problemen waarmee de filmploeg kampte in Tsjaad. Halverwege het draaien kwamen de rebellen van het Verenigde Front voor Verandering (FUC) plotseling naar de Tsjadische hoofdstad N'Djamena, in de hoop de regering van president Déby omver te werpen. Haile Biru: 'Ineens hoorden we mortieren en andere beschietingen. Op straat zag je de rebellen rijden in die Toyota-pickups, in vieze, stoffige kleren. Ze hadden in vier dagen achthonderd kilometer afgelegd van Soedan naar de stad. De paniek in de ogen van de Franse camera-assistent Mathieu Giombini, toen hij de rebellen zag, zal ik nooit vergeten.'

De ploeg zocht onderdak in het Centre Cultural de France. Vier dagen bleven ze binnen, terwijl het leger korte metten maakte met de rebellen, waarbij honderden doden vielen. Haile Biru: 'Heb je dat shot gezien van hotel Kempinski, waar Atim voorbij loopt? Het is het duurste hotel van de stad, vandaar dat de rebellen dachten dat dit het parlement was. Ze hebben de gevel helemaal stukgeschoten. Gelukkig hadden we er al gefilmd. En Herinner je je de scène waarin Atim in de kast van de moordenaar van zijn vader al die geweren vindt? Onze lokale productieleider had een goede vriend bij het leger, die de wapens had geregeld. De rebellen hebben zijn wagen beschoten, hij is levend verbrand. De productieleider kwam het huilend vertellen.'

Het leger won, het draaien kon weer doorgaan. Maar nog waren de ontberingen niet voorbij. Voor de begin- en slotscène in de woestijn ging de ploeg naar Mao, een dorp een dag rijden van N'Djamena. De vier geplande draaidagen werden er acht: twee keer verdwaalden ze in de woestijn, op weg naar de juiste locatie. En een keer viel de camera-assistant flauw - door zoutgebrek, bleek later. Hij was een uur bewusteloos. Kwamen ze na de laatste draaidag terug in N'Djamena, was de avondklok al anderhalf uur ingegaan en mochten ze de stad niet in. Opnieuw paniek. Djibril Ibrahim, die Atims grootvader speelt, is in het dagelijks leven echter een van de hoogste ambtenaren op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij kon de filmploeg langs de militairen loodsen.

De dag erop wijzigde Haile Biru zijn ticket om twee dagen eerder naar Addis Abeba te kunnen vliegen. 'Ik gaf Haroun een hand en zei: 'Nooit, nooit wil ik weer filmen in Tsjaad. Ik heb daarna drie maanden niet gewerkt, ik moest echt bijkomen.'

In Ethiopië, waar Haile Biru sinds drie jaar woont, wijdt hij zich sindsdien weer aan zijn productiebedrijf, waarmee hij op eigen kosten wekelijks twee uur televisie maakt met vijftien jongeren die hij zelf heeft opgeleid. In het ene uur vertellen jonge Ethiopiërs, vooral muzikanten, over hun bestaan - Haile Biru : 'Het land heeft behoefte aan rolmodellen'. In het andere komen juist gepensioneerden aan het woord. 'Onder het socialisme hoorde je het niet over jezelf te hebben. Dus al die mooie verhalen van ouderen zijn onbekend.'

De programma's zijn populair, maar gemakkelijk is het maken ervan niet. Zo wil staatszender ETV, die de zendtijd beschikbaar stelt, de banden drie weken van te voren zien. Enkele uitzendingen zijn al verboden, omdat een zangeres een te blote arm had, of omdat iemand kritiek uitte op het aids-beleid. Haile Biru: ' Toch wil ik doorgaan. De staatszender zendt alleen vergaderingen van officials uit of programma's over hoe boeren leven. Maar mensen willen na een dag hard werken ook ontspanning op tv.

Om de tv-wereld verder te professionaliseren wil Haile Biru een tv- en filmschool openen voor 25 tot 30 studenten. Hij gaat zelf lesgeven, maar hoopt ook leraren van de Filmacademie te interesseren voor gastdocentschappen. 'Er is in Ethiopië geen filmopleiding. Er komen ook geen films uit Ethiopië, en voor documentaires of registraties worden altijd buitenlandse filmploegen ingevlogen.'

Behalve eind vorig jaar, toen Kofi Anan naar Ethiopië kwam op afscheidstournee als VN-baas. 'Wij kregen de opdracht het concert te zijner ere en andere de festiviteiten vast te leggen. Dat hebben we gefilmd met de vijftien jonge mensen met wie ik ook de wekelijkse tv-programma's maak. Het was het eerste echte live-optreden op Ethiopische tv, dat ook nog door Ethiopiërs zelf was vastgelegd. Het zag er vrij goed uit, moet ik zeggen. Dat geeft hoop.'