Caesar Must Die van de gebroeders Taviani is een mengeling van feit en fictie over gevangenen die Shakespeare opvoeren. ‘Wij wilden dat dit verhaal van 500 jaar geleden, gespeeld in een gevangenis door misdadigers, iets absurds mee zou krijgen.’

‘Goed zo. Een echte Italiaan.’ Paolo en Vittorio Taviani reageren nonchalant als ik uit frustratie ‘vaffanculo’ mompel wanneer werklui tijdens het video- interview beginnen met boren.

Het is 11 oktober en we zijn op het filmfestival van Gent. Een dag eerder hebben de Italiaanse filmbroers uit handen van de Belgische filmbroers Dardenne een oeuvreprijs gekregen. Wij kwamen naar Gent om te praten over hun nieuwe film Caesar Must Die. Een mengeling van feit en fictie over gevangenen die Shakespeare’s Julius Caesar opvoeren. De film kreeg de Gouden Beer in Berlijn en in eigen land vijf Donatello’s (Italiaanse Oscars).

Die prijzen op zich zijn niet opvallend. De Taviani’s werden immers al vaker onderscheiden. Voor films als Padre padrone (1977) en La notte di San Lorenzo (1982) bijvoorbeeld. Opvallend is wel dat de prijswinnaars beiden boven de tachtig zijn. Vittorio is 83 en Paolo 81. Het boren wordt gelukkig even uitgesteld en de kwieke oudjes pakken professioneel de draad weer op.



Paolo: ‘We hadden gehoord dat gevangenen in de zwaarbeveiligde Rebibbia-gevangenis in Rome toneelstukken opvoerden. We dachten dat dat amateurs zouden zijn. Misschien wel goede amateurs, maar eigenlijk wilden we er niet heen. Uiteindelijk zijn we toch gegaan en wat we zagen raakte ons diep. Er was een gevangene, volgens mij moest hij twintig jaar zitten, die uit de Goddelijke komedie van Dante las. De passage uit de hel, over Paolo en Francesca. Hij wendde zich tot het publiek. Wij zaten op de eerste rij en hij wist wie we waren en richtte zich nadrukkelijk tot ons.
Hij zei: “Denken jullie dat jullie deze verzen van Dante echt begrepen hebben? Want wij denken dat jullie deze verzen niet zo goed kunnen begrijpen als wij. Paolo en Francesca spreken vanuit de hel, en wij zitten hier in de gevangenishel. Waar wij onze vrouw niet kunnen beminnen. Sinds we hier zitten, zijn sommige vrouwen van ons weggelopen. Andere vrouwen zeggen dat ze blijven wachten, maar dan is de wanhoop nog groter. Het is onmogelijk je vrouw aan te raken, haar huid te strelen, haar in de ogen te kijken. Dat is ons afgenomen en krijgen we jarenlang niet terug. En dat is de werkelijke liefdestragedie waar Dante over vertelt. En nu zal ik de verzen voorlezen.”
Die verzen van Dante, die we heel goed kennen, kwamen opnieuw bij ons binnen, alsof ze opnieuw geboren waren. We waren diep geroerd en die ontroering hebben we willen doorgeven.’

Uitlaatklep

De Taviani’s kozen niet voor Dante, maar voor Shakespeare, omdat het verhaal van Julius Caesar aansloot bij de ervaringen van de gevangenen. Vittorio: ‘ Samenzwering, moord, vriendschap, vrijheid en macht… dat zijn allemaal dingen die ze in negatieve zin zelf hebben ervaren toen ze nog criminelen in de onderwereld waren. Bij de scène van de moord op Julius Caesar hadden we een bepaalde opstelling bedacht en we zeiden tegen de gevangenen: “Oké, concentreer je nu, en zoek in jezelf naar die gruwelijke kracht die ertoe leidt dat je werkelijk een mens kunt vermoorden.” We konden ons wel voor onze kop slaan, want toen pas beseften we dat we het over misdrijven hadden die ze maar al te goed kennen. Maar zij stelden ons gerust, zeiden: “Laten we maar verder gaan. Door te acteren willen we het verleden dat we met ons meedragen eruit gooien. Misschien werkt zo’n uitlaatklep op de een of andere manier wel bevrijdend.” Natuurlijk schud je je verleden niet af door een toneelstuk, maar een beetje bevrijdend is het wel. In een scène die de film niet gehaald heeft, schrijft een van de gevangenen aan zijn vrouw: “Lieve Luisa, binnenkort treed ik op. Kom alsjeblieft kijken, want alleen als ik speel kan ik vergeven worden”.’

Naam en adres

De Taviani’s kozen ervoor alle scènes buiten de opvoering zelf in zwart-wit te tonen. Vittorio: ‘Twee redenen. De eerste is heel simpel: om de kijkers duidelijk te maken dat het een flashback is. En dan is er nog een diepere reden. Wij denken dat zwart-wit tegenwoordig – vroeger niet, maar nu wel – wordt gezien als onrealistisch en kleur als realistisch.



Vroeger was alles zwart-wit, dus werd wat je op het scherm zag gezien als de werkelijkheid. Nu is de kijker eraan gewend dat de werkelijkheid in kleur wordt weergegeven. Met zwart-wit doe je de realiteit geweld aan. De kijker wordt zo geconfronteerd met iets wat niet overeenkomt met de dagelijkse realiteit. En wij wilden dat dit verhaal van 500 jaar geleden, gespeeld in een gevangenis door misdadigers, iets absurds mee zou krijgen. Het moest opgaan in een groter geheel , in iets universeels dat raakt aan het mysterie van het leven.’

Ook de gevangen moesten eerst gecast worden. Hun audities zitten in de film en maken veel indruk. Paolo: ‘We houden onze audities al veertig jaar op dezelfde manier. We laten de kandidaten hun naam en adres opzeggen. En een scène droevig en boos spelen. Het viel me op hoe anders zij reageerden dan we gewend waren. Want als de gevangenen begonnen te huilen, werden we daardoor geraakt. En sommigen werden echt een soort monster als ze kwaad werden. Dat was heel emotioneel voor ons om mee te maken. Ze mochten van ons ook een naam en adres verzinnen, maar nee, ze wilden allemaal hun echte naam en adres geven. Wij vroegen waarom en ze vertelden dat ze op die manier wilden vertellen waar ze zijn. En dat ze lijden, en niet vergeten wilden worden.’