De mensen weer politiek bewust maken, dat is wat Robert Guédiguian met zijn films beoogt. In Les neiges du Kilimandjaro wordt een idealistisch echtpaar danig op de proef gesteld.

Hoe onbezonnen verliefd kun je nog worden, als je allebei al een leven achter de rug hebt? Daarover ging Marius et Jeanette (1997), een liefdesverhaal over veertigers onder de Zuid- Franse zon: de zwijgzame cementwerker Marius en de charmante caissière Jeanette . Het was de doorbraak van regisseur Robert Guédiguian (1953), die zijn arbeidersromance situeerde in het idyllische wijkje L’Estaque in Marseille – de plek waar Guédiguian opgroeide als zoon van een havenarbeider. Straatarm, maar zwemmen in de Middellandse Zee is gratis.


Robert Guédiguian op de set van Les neiges du Kilimandjaro

Guédiguian heeft nu weer een film gemaakt in L’Estaque, en het is weer een feelgoodmovie vol menselijke warmte en zonovergoten shots. Les neiges du Kilimandjaro is het verhaal van havenarbeider en vakbondsman Michel, die een paar jaar voor zijn pensioen ontslagen wordt. Hij had de dans kunnen ontspringen, vanwege zijn positie in de vakbond, maar Michel weigerde zichzelf te bevoorrechten. Wie goed doet, goed ontmoet? Hij en zijn vrouw Marie-Claire krijgen als troost een reis naar de Kilimanjaro cadeau van vrienden en familie. En een paar dagen later worden ze met geweld beroofd van hun geld voor de reis.

Strijdlust

Hoe reageren Michel en zijn vrouw, beiden idealisten pur sang, op dit onrecht? Met verdubbeld idealisme. Want Les neiges du Kilimandjaro gaat over mensen die al goed zijn, maar die zich blijven afvragen of het wel genoeg is. Daarmee is het een politieke film, zoals Guédiguian grif toegeeft.

‘We leven in egoïstische tijden. Ik blijf me daartegen verzetten,’ vertelt hij in zijn kantoor in het elfde arrondissement van Parijs. Maar hoe? Door te laten zien hoe het ook kan. ‘Dat is waarom ik films maak. Toegankelijke films. Want het is belangrijk dat we juist die mensen weer politiek bewust maken, die niet meer in politiek geloven.’

Michel ontdekt enige dagen na de beroving wie erachter zit: een jonge collega die ook ontslagen is. Michel geeft hem aan, maar voelt zich tegelijk schuldig. Als vakbondsman heeft hij sympathie voor jonge arbeiders die hun werk kwijtraken. En is hijzelf met zijn mooie huisje en zijn reisje naar Afrika eigenlijk nog wel een echte arbeider, of is hij ongemerkt tot de petite bourgeoisie gaan behoren? Ergens begrijpt hij de haat van zijn overvaller wel, die ook nog eens voor zijn twee kleine broertjes zorgt. Is hij slecht, of is het de maatschappij die hem slecht maakt?

‘Michel,’ zegt Guédiguian, ‘heeft altijd al een hekel aan de bourgeoisie gehad en is niet voor niets actief geworden in de vakbond en de communistische partij. Hij herkent veel van zijn eigen strijdlust in de jongeman die hem berooft. Dat is het conflict van de film.’

Criminaliteit komt volgens Guédiguian niet uit de lucht vallen. ‘Er gaat een ontslagronde aan vooraf, in mijn film, maar zo is het altijd. Misdaad komt voort uit armoede en wanhoop. En het ironische is dat die jongen niet een rijke industrieel berooft, maar iemand van zijn eigen klasse die het net een beetje beter heeft.’

Autodidact
Inspiratie voor zijn film vond hij in het lange gedicht ‘Les pauvres gens’ (Arme mensen) van Victor Hugo (1802-1885) over een arm vissersechtpaar dat besluit de kinderen van de overleden buurvrouw te adopteren. ‘Ik vond dat mooi: hoewel ze arm zijn, doen ze toch nog iets voor een ander. Het gedicht speelt zich halverwege de negentiende eeuw af, toen het klassenbewustzijn in opkomst was. Nu is het weer aan het verdwijnen. Mensen leven langs elkaar heen, ook binnen dezelfde sociale groep.’

Hij is niet zomaar links, erkent Guédiguian. Hij is communist. En ja, hij weet dat het in Oost-Europa niet gelukt is. Maar is het kapitalisme dan beter? Dat systeem typeert Guédiguian, met dank aan Victor Hugo, als ‘de ijskoude wateren van de egoïstische berekening’.

Hij was lange tijd politiek actief, totdat hij besloot dat hij het beste als filmmaker zijn steentje bij kon dragen. ‘Als er een paar mensen zijn die het voorbeeld van Michel en Marie- Claire volgen, ben ik tevreden. Want het geluk ligt niet in een ticket naar Tanzania en het bewonderen van de sneeuw van de Kilimanjaro.’

Als filmmaker is Guédiguian autodidact. Hij studeerde sociologie in Aix-en-Provence en schreef een proefschrift over de arbeidersbeweging rond 1900. Pas toen hij zijn vrouw Ariane Ascaride leerde kennen, die studeerde aan de toneelschool, begon hij te dromen van een carrière als filmregisseur. Ascaride speelt in vrijwel al zijn films de hoofdrol en ook de rest van de cast staat vrijwel altijd vast: Jean- Pierre Darroussin speelt steevast een goeiig personage en Gérard Meylan is altijd de wat virielere tegenhanger.

Zo ook in Marie-Jo et ses deux amours (2002) over een driehoeksrelatie, wederom in het decor van Marseille. Een uitstapje maakte Guédiguian in 2005 met Le promeneur du Champ de Mars, een film over de laatste dagen van François Mitterrand, met Michel Bouquet in de rol van de in 1996 overleden socialistische president.

Alternatief
Guédiguian geeft toe dat zijn films niet helemaal realistisch zijn. Als hij een feestje filmt in de haven van Marseille, staat welgeteld iedereen, jong en oud, te dansen. ‘Dat klopt, bij mij danst iedereen! Maar geen enkele film is realistisch. Als ik hier op de binnenplaats de camera aanzet en ik laat hem de hele dag lopen, is dat realistisch? In elke film snij je en ga je door naar het volgende shot. Dat is film.  Je laat zien wat je interessant vindt.’

Tegelijkertijd, vindt Guédiguian, is de werkelijkheid ook iets dat we zelf maken. ‘Daarom laat ik een alternatief zien voor de wereld waarin we leven. Zo kan het ook! Maar mijn film is zeker niet alleen maar zoet. Want met hun idealisme raken Michel en Marie-Claire vervreemd van hun eigen kinderen. Die zijn materialistisch en puur op het eigen kleine leventje gericht. Ze begrijpen hun ouders niet. En dat is wrang.’



Met Les neiges du Kilimandjaro won Guédiguian de Lux-Prijs 2011 van het Europees Parlement. De jury zag in zijn film een ‘bevraging van onrecht’ en een ‘pleidooi voor tolerantie en goedheid’. De prijs houdt in dat de film in alle landen van de Europese Unie wordt uitgebracht.

‘Europa,’ zei Guédiguian in zijn dankwoord, ‘moet wat mij betreft gefundeerd worden op de waarden van de Republiek, en daarmee bedoel ik de ‘sociale Republiek’ van Jean Jaurès: vrijheid, gelijkheid en broederschap.’ En ja, zegt hij glimlachend, de film doet het erg goed in Spanje en Griekenland.