De tragikomedie Ventoux wordt omschreven als een verfilming van de bestseller van Bert Wagendorp, maar eigenlijk klopt dat niet. De makers leggen uit hoe het zit.

De regisseur

Nicole van Kilsdonk: ‘Een kleine tien jaar geleden maakte ik de Telefilm Zadelpijn, over zeven vrouwen die samen gaan fietsen. Toen dacht ik eigenlijk al: volgens mij is dat wielrennen nog veel meer iets van mannen. Als ik zelf op zondagochtend ging fietsen, zag ik overal groepjes mannen van boven de veertig die samen reden. Die combinatie van vriendschap en fietsen kende ik als vrouw niet zo; over dat verschijnsel wilde ik graag ook eens een film maken . Ik sprak daarover met mijn producent en samen kwamen we op het gegeven van vier mannen van middelbare leeftijd die de Mont Ventoux op fietsen. Maar het was mij meteen duidelijk dat ik het scenario zelf niet zou moeten schrijven.’

Waarom niet?
‘Omdat ik echt die mannencommunicatie wilde vastleggen, de typische humor en vriendschap. Als vrouw zou ik zo’n scenario misschien veel te breedsprakig of te sentimenteel hebben gemaakt. Daarom gingen we op zoek naar een man die dit verhaal van binnenuit zou kunnen vertellen. We legden het idee aanvankelijk voor aan twee verschillende scenaristen, maar die zagen het niet voor zich. “Moet het echt over mannen van vijftig gaan?” vroegen ze. “En moet het echt over fietsen gaan?” Ja, dat moest dus.’

Had het verhaal zich dan ook niet rond een andere sport kunnen afspelen?
‘Nou, misschien de grote lijnen. Maar het wielrennen geeft dit verhaal denk ik wel z’n unieke karakter. Het vertegenwoordigt iets. Bij zo’n groepje mannen van middelbare leeftijd speelt van alles mee als ze op de fiets stappen. Ze zijn op zoek naar ontspanning, naar vriendschap; het gaat over ouder worden, fit blijven , te dik zijn; over rivaliteit, maar ook elkaar ondersteunen. En daarnaast vind ik het een heel mooie sport om naar te kijken. Het leek mij een uitdaging om daar echt iets filmisch van te maken. Bij de Tour de France heb je altijd dezelfde shots vanaf zo’n meerijdende motor; dat moest in de film dus anders. Ik wilde er geen sportfilm van maken. Ook als je niks met wielrennen hebt, moet het verhaal je aanspreken. Daarom staan in de beelden van het fietsen steeds de personages centraal, of het landschap. Het gaat om het gevoel, niet om de sport zelf.’

Hoe kwamen jullie bij Bert Wagendorp?
‘Mijn producent, Hans de Wolf, kwam uiteindelijk op het lumineuze idee om hem te polsen. Bert heeft veel over wielrennen geschreven en is zelf van die leeftijd. Dat gevoel waar ik het over had, begreep hij dan ook meteen.’

De scenarist

Bert Wagendorp: ‘In de eerste mail die ik ontving stond alleen de vraag: “Wil jij een verhaal verzinnen over vier mannen van rond de vijftig en de Mont Ventoux?” Ik was meteen enthousiast, maar dacht ook al snel: dit moet geen jongensboek gaan worden: De club van vier gaat kamperen of zo. Er moesten natuurlijk complicerende factoren bij. Drama, tragiek .’

Een vrouw in ieder geval.
‘Ja, de vrouw en de dood , dat is natuurlijk al eeuwenlang de motor van de wereldliteratuur, dus die twee elementen kwamen er al snel in – in de vorm van Laura, het meisje waar ze vroeger allemaal verliefd op waren, en Peter, de jongen die destijds op de berg verongelukte. Ik had nog nooit een scenario geschreven, dus kocht ik een boek van een scenariogoeroe uit Hollywood, Syd Field. Daar stond in dat je je personages als scenarist beter moet kennen dan je publiek. Je moet weten waar ze vandaan komen, wie hun ouders zijn, hoe ze elkaar hebben leren kennen – ook al laat je dat in de film allemaal niet zien. Ik ben toen heel uitgebreide levensbeschrijvingen gaan maken. Toen ik die aan mijn uitgever liet lezen, zei die: “Je hebt hier een echte Dutch novel te pakken, over opgroeien in de jaren zestig, zeventig.” Zo ontstond het idee om het verhaal niet alleen voor de film , maar ook voor een roman te gebruiken.’

Was het altijd het idee om die roman eerder uit te brengen dan de film?
‘Nee, aanvankelijk niet. Een tijdlang bestonden het scenario en de roman naast elkaar, en beïnvloedden die elkaar ook. Zo zou de film eerst alleen om de gebeurtenissen in het heden draaien, maar omdat de roman zo veel flashbacks bevat, werd het verleden van de hoofdpersonen ook in de film steeds belangrijker. Wat ik me vooraf niet had gerealiseerd, is hoe lang zo’n filmproces duurt. Dat er allemaal verschillende financiers zijn die allemaal ook iets over het scenario willen zeggen. Dat was wel wennen, want als romanschrijver heb je verder met niemand te maken – hooguit met een redacteur, of je vriendin die meeleest. Daarom werd dat boek voor mij steeds meer een uitlaatklep. Omdat ik daar zelf alle controle over had, kon ik me wel neerleggen bij het omslachtige filmproces. Toen ik het boek af had, was het scenario nog onvoltooid en wisten we niet eens honderd procent zeker of de film er wel zou komen. Dus toen hebben we samen besloten het boek maar vast uit te brengen, dan was dat er in ieder geval.’

De acteur

Wilfried de Jong: ‘Ik werd al vroeg in het proces benaderd door Bert Wagendorp, met wie ik bevriend ben. Die vertelde mij over het scenario, en dat hij de personages het liefst schreef met bepaalde acteurs in gedachten. Bij een van de vier vrienden, André, dacht hij aan mij. Nu word ik wel vaker gevraagd voor films en zo, en meestal heb ik daar niet zo’n zin in. Maar in dit geval dacht ik: ja, dat zie ik mezelf wel doen. Het gegeven van zo’n mannenvriendengroep sprak me aan, en die André vond ik wel interessant . Hij is een kerel die een tijdje coke heeft gedeald en daarvoor heeft vastgezeten, en daardoor is hij wat gesloten en argwanend geworden. De andere personages hebben weer heel andere karakters, dus ze vullen elkaar mooi aan. Het enige waar ik een beetje tegen opzag, was de manier waarop de film werd omschreven: als een feelgoodfilm. Daar heb ik eigenlijk niks mee; ik hou juist van zwarte, nare verhalen. Maar goed, daarom is het fijn dat ik tenminste nog een man speel met een duister randje. En het is ook zeker geen mierzoete film geworden.’

Nee, en voor een film over mannenvriendschap is hij ook niet te lollig of te plat. Zou de ‘female touch’ van de regisseur daarbij hebben meegespeeld?
‘Ja, dat denk ik zeker. Tijdens de opnames moesten we vaak heel lang wachten samen, waardoor we als acteurs erg naar elkaar toe groeiden en er ook van die echte mannenlol ontstond, die we dan wel eens meenamen naar de set. Nicole was daar heel streng over; we mochten wel eens een beetje improviseren, maar het mocht niet te lollig. Ze heeft heel goed in de gaten gehouden dat de humor er niet te dik bovenop ligt, daar ben ik erg blij mee.’

Dit is uw eerste grote filmrol. Was u niet bang dat uw bekendheid van televisie te veel zou kunnen afleiden?
‘Dat probleem hebben natuurlijk wel meer acteurs. Bij Leopold Witte, die een van de andere vrienden speelt, zou je kunnen denken: hé, dat is die gozer van Gooische Vrouwen. Ik heb er wel met Nicole over gesproken hoe we dat nou konden voorkomen. Ik heb een baardje laten staan, en we hebben goed over André’s kleding nagedacht. In het script stond dat hij van dure pakken houdt, maar ik draag zelf ook graag een pak, dus dat werd te veel Wilfried de Jong. We hebben ten slotte een soort voetbaltype van hem gemaakt, met skinny jeans en hippe T-shirts. Maar uiteindelijk hoop je natuurlijk dat je spel overtuigend genoeg is om mensen te laten geloven dat je iemand anders bent