Succesregisseur Dick Maas schreef een lijvig boek over films maken in Nederland. 'Iedereen maakt tegenwoordig filmpjes voor YouTube. Wil je nou een grote film maken, dan is dit boek wel handig.'

‘Buurman, wat doet u nu?’ Roep het tegen een willekeurige man van net boven de veertig, en reken maar dat ie weet waar je het over hebt: de rondborstige Tatjana Šimic op de motorkap in de schuur van de buurman. Een iconische scène uit de jaren tachtig-komedie Flodder. Niet subtiel, maar sexy, zeker voor pubers van toen onvergetelijk.

Regisseur van die film – en ook producent, scenarioschrijver en componist – is Dick Maas (1951), die naast megahit Flodder (ruim 2,3 miljoen bezoekers) ook verantwoordelijk was voor onder meer De lift, Amsterdamned, Moordwijven en Sint.

Maas heeft in zijn 33-jarige loopbaan elf films gemaakt, waar in totaal meer dan zeven miljoen bezoekers naartoe zijn gegaan. Het geheim van zijn succes heeft hij nu beschreven in een boek met, drie keer raden welke titel, Buurman, wat doet u nu?

Het is een lijvig boek geworden dat, zoals het voorwoord al belooft, vol staat met ‘allerlei praktische info voor aspirant-regisseurs, wat kijkjes achter de schermen, waardevolle tips en anekdotes over de leuke kanten van het filmen, maar ook over de valkuilen.’

Dick Maas op de set van Sint (2010)

Voor wie is dit boek bedoeld?
Dick Maas: ‘Voor iedereen die de Nederlandse film leuk vindt en daar meer over wil weten. Bovendien maakt iedereen filmpjes voor YouTube tegenwoordig. Wil je nou een grote film maken, dan is dit boek wel handig.’

Het boek staat inderdaad vol tips over bijvoorbeeld scenario’s schrijven en acteurs regisseren, maar de belangrijkste les lees je tussen de regels door. Wanneer u vertelt dat u op uw tiende al fotostrips maakte, op uw twaalfde grappen naar het komisch duo De Mounties stuurde, en op uw zestiende wist dat u een speelfilm ging maken. Met andere woorden: voor films maken heb je passie nodig.
‘Klopt. En dat kan je niet leren. Dat moet je in je hebben. Ik begon met strips tekenen toen ik een jaar of zeven was en schreef mijn eerste toneelstuk op mijn elfde. Ik vind het raar wanneer je pas na je zestiende ontdekt dat je verhalen wil vertellen, maar ook dan kan je nog ver komen. Dat zie ik tenminste overal om me heen. Maar het lijkt me beter als het altijd al in je zat.’

Waarom wilt u verhalen vertellen?
‘Ik vind het leuk als andere mensen leuk vinden wat ik doe. Het is toch een soort bevestiging. Ik maak dan ook geen films voor mij alleen. Ik wil dat ze gezien worden.’

‘Echt, in Nederland worden alleen bioscoopexploitanten en distributeurs rijk van films’

Dick Maas

Amsterdamned (1987)

U heeft in uw filmersleven verschillende ruzies en conflicten gehad, die in het boek nog eens breed worden uitgemeten. Waarbij de betrokkenen met naam en toenaam worden genoemd. Waarom?
‘Als iemand mij een streek heeft geflikt, noem ik hem bij zijn naam. Ik zou hun namen wel kunnen weglaten, maar met een beetje googelen kan je toch zo achterhalen wie ik bedoel.’

Het is een aardig lijstje geworden. Laurens Geels, Paul de Leeuw, Pieter Klapwijk, en zo nog een paar. Breekt de hel los wanneer het boek uitkomt?
‘Dat denk ik niet. Ik schrijf geen onzin. Het is mijn visie op hoe het destijds gegaan is.’

En is dat dan als waarschuwing voor aspirant-filmmakers, of wilt u uw gram halen?
‘Natuurlijk haal ik een beetje mijn gram, maar voor anderen is het ook belangrijk om te weten wat er in de filmwereld zoal kan gebeuren.’

Prooi (2016)

Geld is belangrijk bij het maken van een film. U komt er regelmatig op terug in het boek. Is geld ook belangrijk voor u?
‘Ik wil natuurlijk wel iets verdienen wanneer ik een film maak. Na het faillissement in 2004 van mijn filmproductiebedrijf First Floor Features raakte ik de rechten van al mijn films kwijt. Daarna heb ik er nog vier gemaakt: Moordwijven, Sint, Quiz en Prooi. Die kreeg ik alleen gefinancierd als ik er al mijn salaris in stopte. Dat salaris verdien ik pas terug als de film aan het buitenland wordt verkocht. Moordwijven en Sint heb ik verkocht. Dan heb ik dus een salaris. Maar Quiz is niet aan het buitenland verkocht. Dan verdien ik niks en wordt films maken een soort hobby. Ik probeer nu Prooi te verkopen, want ook daar zit ik weer met mijn hele loon in. Treurig, maar dat is de manier waarop in Nederland films worden gemaakt. De enige die er hier rijk van worden zijn bioscoopexploitanten en distributeurs.

Een veelzeggend voorbeeld: Voor Moordwijven zochten we naar een luxe jacht. We vonden iemand die het grootste jacht van Europa had. Dat jacht lag niet in Cannes ofzo, maar in Medemblik. Was van een bioscoopexploitant. Toen we daar op bezoek kwamen kon ik mijn auto parkeren naast zijn Maybach. Echt, in Nederland worden alleen bioscoopexploitanten en distributeurs rijk van films.’

Terwijl er regelmatig distributeurs failliet gaan...
‘Maar ondertussen rijden ze wel in dikke auto’s.’

U nagelt in uw boek anderen aan de schandpaal, maar bent regelmatig ook streng voor u zelf.
‘Tuurlijk. Ik heb ook fouten gemaakt. Daar probeer ik mensen voor te behoeden. Mijn belangrijkste les: Let op met wie je in zee gaat. Kies ze zorgvuldig uit. Veel zorgvuldiger dan ik ooit was.’

Als ik u zo beluister is films maken maar een slangenkuil. Had u achteraf niet liever iets anders willen doen?
‘Ik denk wel eens: was ik maar de muziek in gegaan. Maar dan had ik nu waarschijnlijk gedacht: was ik maar films gaan maken.’

Mashup: de films van Dick Maas

Meer over Dick Maas