Na de verrassende filmhit Rabat is regisseur Victor D. Ponten – nu zonder collega Jim Taihuttu – terug met het sfeervolle misdaaddrama Catacombe, over matchfixing in de voetbalwereld.

Het is al vaak gememoreerd: hoe studenten Jim Taihuttu en Victor D. Ponten in 2004 het multimediabedrijf Habbekrats oprichtten en nog geen twaalf maanden later werden uitgeroepen tot reclametalent van het jaar. Hoe ze meteen aan de slag konden voor Het Parool en andere grote bedrijven, clips maakten voor elke Nederlandse rapper die ertoe deed, en dat alles met volledige creatieve vrijheid. Geheel in stijl debuteerden Taihuttu en Ponten in 2011 als filmregisseurs: hun zelfgeschreven roadmovie Rabat werd vliegensvlug gemaakt, zonder subsidie, en werd een onverwachte hit. Met als kers op de taart de beroemd geworden speech van hoofdrolspeler Nasrdin Dchar: ‘Ik ben een moslim en ik heb een fucking Gouden Kalf in m’n hand!’

In 2013 maakte Jim Taihuttu het misdaaddrama Wolf, nu volgt Ponten met zijn eigen misdaaddrama: Catacombe. Over profvoetballer Jermaine Slagter (filmdebuut van Willem de Bruin, helft van rapduo The Opposites), die kampt met gokschulden en wordt benaderd door een Chinese matchfixer. Als Jermaine bereid is op het veld vals te spelen, neemt de Chinees zijn schulden over.

Ik tref Ponten voor een gesprek over Catacombe in Eye Filmmuseum, waar hij zijn film net een laatste keer heeft bekeken, vooral om het geluid te controleren. Eerst maar een vraag over dat geluid dan.

'Er zijn criminelen die van de drugshandel overstappen naar matchfixing'

Vincent D. Ponten

Victor D. Ponten op de set met acteurs Willem de Bruin en Kevin Janssens

Matchfixing en rappers

De muziek in de film is opvallend ingetogen. Met al die rapclips die u eerder maakte, en de rapper in de hoofdrol, had ik wel een hiphopsoundtrack verwacht.
Ponten: ‘Ja, dat snap ik. Daarmee zou de film misschien stoerder zijn geworden, maar ik wilde juist een emotioneel verhaal vertellen, een tragedie waar je als kijker steeds meer in wordt meegezogen. De muziek moest daarom subtiel en melancholisch zijn.’

Beschouwt u de film dan meer als een karakterstudie dan een verhaal over matchfixing?
‘Absoluut. Bij Jermaine speelt het drama zich af. De ins en outs van het matchfixing komen eigenlijk maar zijdelings aan bod.’

Maar dat element maakt de film wel uniek. Een verhaal over iemand die wordt opgejaagd door schuldeisers is al vaker verteld.
‘Dat is waar, het is ook zeker een fascinerend fenomeen. Het idee voor de film ontstond toen ik een krantenbericht las over een voetballer die was gemanipuleerd om vals te spelen tijdens een wedstrijd. Wat me vooral trof was het gemak waarmee dat ging: iemand stapte op hem af en deed hem een aanbod, en omdat hij geldgebrek had besloot hij maar mee te doen. Achter zo’n situatie gaat een hele machinatie schuil, maar uiteindelijk komt het neer op zo’n simpel moment. Dat vond ik een inspirerend idee.’

Heeft u veel onderzoek gedaan om alle details te laten kloppen?
‘Zeker, ik heb er boeken en onderzoeken over gelezen, en uitgebreid met mensen in de voetbalwereld gesproken. Ik ontdekte dat het vooral zo’n lucratieve business is omdat de pakkansen klein zijn. Het is moeilijk te bewijzen dat iemand heeft valsgespeeld, juridisch zit het in een schemergebied, en de straffen zijn relatief laag. Er zijn criminelen die daarom van de drugshandel overstappen naar matchfixing.’

Willem de Bruin en Gilbert Sparen in Catacombe

Hoe een prof zich gedraagt

Naast de criminele elementen moest u de sport zelf natuurlijk ook realistisch neerzetten. Kon hoofdrolspeler Willem de Bruin een beetje voetballen?
‘Nee, helemaal niet. Gelukkig heb ik hem al heel vroeg bij de film betrokken, nog voordat ik het script had geschreven, dus hij had voldoende tijd om het te leren. Hij heeft anderhalf jaar lang drie keer per week geoefend met een persoonlijke trainer. Daarnaast leerde hij van oud-profvoetballer Glenn Helder, die ook een rol heeft in de film, hoe een prof zich op het veld gedraagt.’

De Bruin maakt zijn filmdebuut als acteur. Wat gaf u het idee dat hij meteen een hoofdrol aan zou kunnen?
‘Dat was een gevoelskwestie. Ik ken Willem al heel lang, we hebben met Habbekrats diverse clips voor The Opposites gemaakt. Daarbij viel me steeds weer op dat er iets bijzonders met Willem gebeurt als je een camera op hem zet. Zelfs voordat we Rabat gingen maken, wilden Jim en ik al een film met Willem opnemen. Daar was ook al een script voor, maar het Filmfonds wilde ons geen subsidie verlenen. Uit frustratie daarover zijn we toen maar aan Rabat begonnen, een film met een eenvoudig concept – drie jongens in een taxi – die we voor een laag budget konden maken.’

Hoe kijkt u nu terug op die tijd? Destijds stonden jullie bekend als een rebellenclub, inmiddels behoren jullie eerder tot het establishment.
‘Dat klopt, en dat voelt ook wel als een verantwoordelijkheid. Als je je kritisch opstelt, heb je natuurlijk iets waar te maken. Je moet voortdurend stappen blijven zetten, je blijven ontwikkelen. Om die reden zijn we in 2016 met Habbekrats gestopt, om met wat partners van buitenaf een nieuw bedrijf op te zetten – New Amsterdam Film Company – waarmee we grotere projecten kunnen aanpakken. Catacombe voelt voor mij als een ambitieuzere film dan Rabat, vooral op visueel niveau. Rabat was nogal losjes verteld; ditmaal wilde ik het ambachtelijker aanpakken, een strakke, compacte film maken, die haast klassiek aanvoelt. En die hopelijk ook buiten Nederland zal opvallen. Want op dat gebied hebben we hier nog wel een inhaalslag te maken. Nederland doet op allerlei terreinen internationaal mee: theater, muziek, vormgeving, noem maar op. Alleen de cinema blijft achter, terwijl het aan talent niet ontbreekt. Wat mij betreft komt daar de komende jaren verandering in.’

Meer over Catacombe