Opeenvolgende monologen

De vraag 'What (is) Cinema' leidt maar niet tot prikkelende debatten

Jan Pieter Ekker, Kevin Toma ,

Behalve een groot aanbod aan films uit alle windstreken wil het IFFR ook verdieping bieden. Iedere avond vindt in de Kleine Zaal van de Schouwburg daarom een discussie plaats rond het thema 'What (is) Cinema'. Hoewel, discussie? De debatten komen maar niet van de grond. Ze zijn te stram van opzet en weten het publiek niet tot deelname te inspireren. Dat gold ook voor de zesde editie, over de interactie tussen TV, film en de Nieuwe Media.

De afgelopen dagen scheerde het debat langs kwesties als 'Cinema and the Seven Arts' (altijd gedacht dat film de zevende kunst was), 'Digital Realities ', 'Political Agendas' en 'Global Exchange'. Tekenend was het antwoord van professor Paul Willemen, op een omfloerste vraag van discussieleidster Dina Lordanova. 'Een goede vraag, maar ik ga hem niet beantwoorden. Ik ga een politiek antwoord geven, en vertellen wat ik toch al wilde vertellen.'

De zesde avond, over 'Multi-Visions' bood in één opzicht vooruitgang op de vorige sessies: het publiek werd door voorzitter Eckhart Stein benoemd tot hoofdgast, en hij hoopte dat die gast ook danig van zich zou laten horen. Maar toen ieder panellid zijn en haar zegje gedaan had en het tijd werd voor flinke discussie, bleef het aanvankelijk voorspelbaar stil in de zaal.

Geen bezoeker die zich als eerste naar de microfoon waagde. Maar het was ook lastig om in te haken op wat gezegd werd door TV-programmamakers George Brugmans en Rowena Goldman, de Afrikaanse regisseur Gaston Kaboré en NFI-directeur Ruud Visschedijk. Als uitgangspunt voor een gesprek over de de ontwikkeling van de (nieuwe) media, stelde voorzitter Stein vragen centraal als: wanneer wij steeds hetzelfde kijken , worden wij dan ook steeds meer hetzelfde? En worden wij nieuwe mensen nu ' virtuality' en 'reality' steeds meer in elkaar overlopen?

Deze vragen kwamen in de opeenvolgende monologen echter nauwelijks aan de orde, om van de kernkwestie 'wat is cinema' niet te spreken. Teken aan de wand was dat meerdere sprekers zich afvroegen waarom ze eigenlijk voor het panel gevraagd waren. Brugmans voelde zich als TV-maker een vreemde eend in de bijt, en Kaboré beklemtoonde dat de situatie in Afrika niet te vergelijken is met Europa, en dat daarom dit debat wel aan hem voorbij moest gaan.

Met dit wat onlogisch samengestelde panel had nog altijd een alternatief gesprek plaats kunnen vinden over de toekomst van de media en hun gebruikers in een tijd waar ' alles internet wordt' (Peter Schwartz) en 'de eigenaar van de beelden de eigenaar van de hoofden is' (Bill Gates). Maar ook van dat debat kwam weinig terecht. De betogen waren te lang en vergeven van clichés over 'onze beeldcultuur'. Wat die beeldcultuur betreft: de sprekers leken het allemaal met elkaar eens - ook al geen voer voor een pittige discussie - en zagen genoeg redenen om somber maar ook positief over de toekomst te denken. Immers, in onze steeds digitaler wordende omgeving zijn de creatieve mogelijkheden eindeloos, terwijl we er ook voor moeten waken dat echte kennis niet verdrongen wordt door een overdaad aan informatie. Zoiets?

Een enkele keer werd het ingedutte gezelschap opgeschrikt door een fanatieke toehoorster, die jammer genoeg de kans niet kreeg haar punt fatsoenlijk uiteen te zetten. Peter Greenaway moest ons zijn multimediale koffertje nog laten zien, en dat vereiste enige productionele voorbereiding. Einde discussie! De zaal was toen al voor drie kwart leeg. ' Jammer dat we het publiek weer zijn kwijtgeraakt,' zei Stein met een vertwijfelde eerlijkheid. 'Dat gebeurt nou elke dag een beetje meer.'