Geen angst voor kijkcijfers

Retrospectief: VPRO documentaire school jaren '70

Karin Wolfs ,

In tijden dat documentairemakend Nederland door Hilversum de duimschroeven aangedraaid krijgt, zet het Nederlands Filmfestival in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid de bloeitijd van de televisiedocumentaire in de schijnwerpers. Met films uit de lang vervlogen tijden van de vrijgevochten VPRO-school uit de jaren '70. 'Het was het Ajax van de omroepwereld.'

Van twee kanten zouden ze komen; de VPRO-documentairemakers Dick Verkijk en Roelof Kiers. Verkijk uit Israël en Kiers uit Palestijns gebied. Voor het oog van de camera zouden ze elkaar de hand schudden, ergens in 1969, midden op de Allenby Bridge, de beroemde scheidslijn tussen het oude Israël en wat nu de Westbank heet. Daarna zouden hun beide reizen op de montagetafel tot één filmisch verslag worden versneden. Dat was het plan. Maar de ontmoeting vond nooit plaats en de reisverslagen werden als afzonderlijke delen achter elkaar geplakt. De niet te overbruggen kloof tussen beide makers bleek symbolisch voor de richtingenstrijd die op dat moment binnen de omroep woedde.

De Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep had kort tevoren de 'puntjes' uit haar naam geschrapt en de dominees de laan uit gestuurd. Een generatie vernieuwers trad aan, aangevoerd door filmcriticus en -scenarist Jan Blokker, die eind '68 hoofd Informatieve Programma's werd. Hij had Kiers net in huis gehaald, toen het plan voor de Midden-Oostenreis ontstond. Kiers was een maker die geen genoegen nam met de hem toegewezen technicus, maar een cameraman mee wilde wiens werkstijl hij kende. Verkijk vond het aanstellerij. Blokker gaf Kiers gelijk. Niet lang daarna vertrok Verkijk.

Blokker: 'Dick Verkijk was een ouderwetse, journalististiek ingestelde programmamaker met een vooringenomenheid ten aanzien van Israël terwijl Roelof Kiers heel erg in beelden dacht en aanzienlijk meer scepsis had dan hij.' Al in 1967, toen hij nog bij de Avro in dienst was, had Kiers een documentair portret gemaakt dat nu als baanbrekend geldt: 'Cornelis Verolme, scheepsbouwer'. Daarin nam hij, in navolging van zijn Amerikaanse helden Pennebaker en de gebroeders Maysles, de camera op de schouder om de werkelijkheid te betrappen, daarbij niet gehinderd door enig ontzag voor autoriteiten. De spontaniteit van die benadering stond in schril contrast tot de bedachtzame aanpak van de filmers van de Hollandse Documentaire School uit de jaren '50 en '60, waarvan Bert Haanstra het boegbeeld was.

Met Kiers, die later directeur televisie van de VPRO zou worden, betrad een nieuw slag televisiemakers de arena: Hans Keller, Pieter Verhoeff, Maarten Schmidt, Thomas Doebele, Netty Rosenfeld, Cherry Duyns, Frank Wiering en Theo Uittenbogaard, om niet de geringste te noemen. Maar ook cameraman Jan de Bont - die later Turks Fruit en Keetje Tippel zou filmen voor regisseur Paul Verhoeven - deed in de vroege jaren '70 regelmatig dienst bij de VPRO. Het was een mengelmoes van filmisch onderlegde mensen en kritische journalisten die de televisiewereld betrad.

Duyns: 'Ik ben ooit door Keller benaderd, niet omdat ik filmisch nou zo'n grote staat van dienst had, maar omdat ik stukken schreef voor de Haagse Post: eigenzinnige, wat relativerende journalistiek met een anarchistische ondertoon. Dat is ooit samen gekomen bij de VPRO: de filmkant zoals die door Keller en Kiers werd ontwikkeld en die wat wonderlijke journalistieke inbreng van Haagse Post-redacteuren als Hans Verhagen, Trino Flothuis en ikzelf.'

Het stylistische fundament voor de nieuwe stroming werd gelegd in Het Gat van Nederland (1972-1974), een satirisch-kritisch verzamelprogramma dat volop ruimte bood voor experimenten. Een keur aan makers dacht mee over bedrieglijk futiele invalshoeken bij actualiteiten die al snel kenmerkend werden voor de VPRO. 'Wat leert ons de vuilnisemmer van Den Uyl omtrent 's mans karakter en levenswandel' noteerde Keller bijvoorbeeld in een opzetje voor het programma.

Verhoeff: 'De VPRO was toen een kleine club, een Gideonsbende tegen de statische benadering en deftigheid in van de werkelijkheid zoals die door onze voorgangers werd gepresenteerd. Als alle televisiejournalisten bij een ministerie bij de voordeur stonden te wachten tot de minister naar buiten kwam voor een persconferentie, dan stonden wij aan de achterkant bij hem thuis aan de keukendeur te proberen tot de woon- en zelfs de slaapkamer door te dringen.'

Blokker: 'Wat wij voorstonden, was een vorm van openheid. Zo objectief mogelijk, afstandelijk en ''de andere kant uitkijken '' - een modebegrip in die tijd: niet naar het nieuws en de grote headlines, maar de achtergronden, het dagelijks bestaan. Wat wij maakten was ''anders dan de rest''. Als je bij de VARA werkte, moest je netjes zijn tegen Den Uyl. Wij hadden ons losgemaakt van dat soort onzin. Onze programma's waren gemotiveerd door dat ontzuilde idee.'

Die benadering leverde historische, vaak hilarische televisie op. Met Kiers die een Koeweitse sjeik een oratie over diens eetgewoonten ontlokte na een compliment over zijn jeugdige uiterlijk, of Duyns die in Het Genadeoord een piepjonge kardinaal Simonis in Lourdes confronteert met de ranzigheid van de plaatselijke - vermeend geneeskrachtige - baden waar de gelovige mens eerder zieker dan gezonder uitstapt.

Verhoeff: 'De persoonlijke, eigen benadering, werd enorm gestimuleerd. Iedere week, de ochtend na de uitzending, zaten we met 25 man rond de tafel onder leiding van Jan Blokker. Dan werd iedereen persoonlijk gevraagd wat hij van de vorige uitzonding vond. Dat ging er hard aan toe. Het was het Ajax van de omroepwereld.'

De overlevering wil dat het een tijd van totale vrijheid was, het Walhalla dat elke documentairemaker zich wenst, de vleesgeworden jongensdroom. Mythe of werkelijkheid?

Blokker: 'Hoewel de samenwerking zich kenmerkte door een groot gebrek aan hiërarchie, was ik als hoofdredacteur wel een soort waakhond. Met zijn C-status had de VPRO zeker in het begin een wankel bestaan. Kijkcijfers deden er niet toe, maar anders dan de bij de rest werd het ledental regelmatig geteld, want we zaten in de gevarenzone. We dreigden net als Juventus in de amateurselectie te worden teruggezet. Dus hield ik wel in de gaten wat Wim Schippers en zijn kompanen uitspookten. Er ging wel eens wat mis, met Hoepla waar opeens iemand bloemen in zijn kont stond te douwen, en met Sjef van Oekel en de Fred Haché show, maar dat had te maken met het klimaat van die tijd.'

Verhoeff: 'In de montage kwam Jan Blokker altijd kijken. Dan had je drie dagen zitten monteren en dan kwam-ie het hok binnen en zei hij: ''ga er maar uit''. Vervolgens stak hij een Caballero op en ging kijken, maakte aantekeningen, en dan kwam-ie met een lijstje van zes, zeven opmerkingen. Met drie van de zeven opmerkingen deed ik niks. En dan zei hij: ''was je weer eigenwijs?'' Dat alles kon, is natuurlijk onzin. Maar je hoefde niet - zoals nu - eerst een plan te schrijven, dan naar een fonds, en vervolgens twee maanden wachten voor je iets hoorde. Je maakte een plan van een half A4'tje, ging naar de kernredactie, legde in een kwartier je bedoelingen uit en dan was het óf niks, óf hartstikke leuk. In dat laatste geval liep je door naar het hoofd productie, dat vroeg: ''wanneer wil je draaien?'' Dan werd er een cameraman, editor en geluidsman geregeld en ging je aan de slag. De autonomie van de programmamaker stond voorop.'

Duyns: 'Als je wilde, kon je een idee binnen twee weken uitvoeren. De VPRO was eigen heer en meester, de route die je moest afleggen heel overzichtelijk.'

Was het vroeger dan toch weer beter? Hoe groot is de kloof tussen de vrije documentaristen van toen en de bureaucratisch ingesnoerde collega's van nu? De Gideonsbende won destijds misschien de slag, maar is het 'oude' land wel verlaten; de vijand ooit verslagen? Je vraagt je af of de VPRO de spreekwoordelijke brug ooit is overgestoken. En wat is dan de betekenis van dit retrospectief? Wordt het een ode aan de vitaliteit van de VPRO-documentaire van de jaren zeventig of een in memoriam van lang vervlogen tijden? Die vragen stellen wakkert het vuur in de VPRO-veteranen weer aan.

Jan Blokker: 'Het zal een weemoedige terugblik zijn op iets wat televisie ooit geweest is en had kunnen blijven als het verder was uitgegroeid. En een aanklacht tegen al die labbekakkerige televisie die je vandaag de dag ziet. Destijds werd de VPRO een beetje bedreigend gevonden, maar zo lang het niet groter werd dan een C-omroep, was er weinig om bang voor te zijn. Tot eind jaren '70 de commerciële omroep zijn intrede deed. Toen ontstond er paniek. Die paniek heeft een laag directeuren en bestuurders in het leven geroepen die twintig jaar geleden al had moeten worden opgehangen, en dan druk ik me nog mild uit. Bij de VPRO is ook allang het licht uitgegaan. De ontzuiling heeft nooit doorgezet. Nog altijd zijn er krachten werkzaam via de politiek - binnen de KRO door types uit het CDA en binnen de VARA door nog engere types uit de PvdA. Iemand als Marcel van Dam: die had 25 jaar geleden al levend begraven moeten worden.'

Cherry Duyns: 'Er heeft een complete cultuuromslag plaatsgevonden. Wat eerst boven lag, ligt nu onder. Alles wat niet breed is, is er door aangetast. En misschien is het ook niet helemaal onwaar als je stelt dat er lichte zelfingenomenheid bij de publieke omroep heerste. Wat kon ons nou gebeuren? ''Kijk toch eens hoe voortreffelijk we zijn.'' Zo'n attitude.

Bij de VPRO werd in die dagen gesproken over de autonomie van de programmamaker.

'Nu bestaat de autonomie van de VPRO al niet eens meer. Waar ik me zorgen over maak, is de financiering van documentaires en dat de beslissing of een documentaire of een programma gemaakt gaat worden, bepaald wordt door dames en heren in een kantoor met een vingerplant wier referentiekader RTL-boulevard is.'

Voor de samensteller van het retrospectief, filmhistoricus Bert Hogenkamp, die opgroeide in de jaren '70, was het voorwerk hoe dan ook een feest der herkenning. 'Ik hoop niet dat het een keurige begrafenis wordt met koffie en cake, maar iets waardoor de huidige generaties makers en het publiek geïnspireerd raken. Toen ik bij de VPRO kwam met mijn idee, ten tijde van de omroepplannen van Van der Laan , was de reactie: ''Waarom doen jullie dit? We staan tot onze nek in het water te verzuipen en dan komt er zo'n retrospectief: is het soms tijd voor onze begrafenis of zo?'' Maar je kunt het ook zien als inspiratie voor wat het scheppen van de juiste voorwaarden voor moois voort kan brengen.'

De tijd lijkt rijp achten voor een nieuwe Gideonsbende.

Blokker: 'Reken maar. Toen ik vertrok, bepleitte ik dat de VPRO uit het bestel zou treden: dat zou de bekroning zijn van hun koers: ze waren immers de eersten die ontzuilden. Je kunt ook commercieel zijn met ideële doelstellingen, zoals ooit de Perscombinatie in de krantenwereld is begonnen. Als mensen met gevoel voor kwaliteit als Ad 's Gravesande, die ik persoonlijk nog heb aangenomen, en Harry de Winter zich kwaad zouden maken, dan zou er iets moois kunnen ontstaan. En natuurlijk zijn er nog steeds jongere makers met hersens en gevoel.'

Ook Duyns ziet een nieuwe garde belhamels graag opstaan. 'Maar dat kun je niet afdwingen. Het is destijds gewoon ontstaan, door mensen met opvattingen die talent aantrokken. Die kregen destijds de ruimte, namen de ruimte. Nu is dat niet meer zo. Nu is het vlijtig zwemmen om niet te zinken.'