Cineast Barry Stevens, een van de eerste kunstmatig verwekte kinderen, moest en zou uitvinden wie zijn biologische vader was. Een boeiend uitgangspunt voor een spannende en tot nadenken stemmende documentaire.

Iedereen is het kind van iemand anders. Een even banaal als veelbetekenend feit, en bovendien een van de weinige zekerheden die een mens heeft. Voor filmmaker Barry Stevens houdt het daarmee ook weer op. Als een van de eerste kunstmatig verwekte kinderen weet hij niet wie zijn biologische vader is en als het aan de Canadese wet ligt zal dat ook zo blijven. Maar Stevens wil koste wat kost de identiteit van zijn 'pregenerator' ontdekken, om het gevoel kwijt te raken dat hij steeds in de spiegel kijkt en een deel niet gereflecteerd ziet. Met de documentaire Offspring doet Stevens persoonlijk verslag van zijn zoektocht.

Hij ontplooit zich als een heuse DNA-detective, die ieder mogelijk familielid een speekselmonster afdwingt en zo waarempel een onbekende halfbroer weet op te sporen. En dat terwijl een KI-kind al gauw honderden halfbroers en -zusjes heeft. Stevens' optimisme en ontdekkingen houden de vaart er goed in, en je gaat al snel verwachten dat de man alles zal vinden wat hij zoekt. Alsof je de werkelijkheid een happy end kunt afdwingen.

Maar de film is meer dan een spannend, luchtig gebracht ego-document. Terwijl Stevens en zijn haast obsessieve vaderverlangen centraal staan, biedt Offspring en passant een vogelvlucht door de geschiedenis van het kunstmatig insemineren. Archiefmateriaal en gesprekken met betrokkenen van het eerste uur laten zien dat veertig jaar geleden KI op dezelfde ethische bezwaren kon rekenen als tegenwoordig het klonen. Wie langs wetenschappelijke weg een kind kreeg, kon zichzelf dan ook alleen staande houden door te zwijgen of te liegen.

Offspring fascineert echter nog het meest als een soort kritische lofzang op het hedendaagse gen-onderzoek. Stevens kent DNA onverbloemd orakelstatus toe en trekt daarom soms nogal vergezochte conclusies. Bijvoorbeeld dat zijn vader op de planken moet hebben gestaan, aangezien Stevens en zijn halfbroer beide op hun vijfendertigste een kortstondige acteurs-carrière begonnen. Maar steeds plaatst de film kritische noten bij zulk geneuzel, vooral door ook critici aan het woord te laten. Zo weigert een van de mensen die Stevens bezoekt om een test te ondergaan. Ze wil hemaal niet weten of zij en Stevens verwant zijn, omdat ze daarmee haar vertrouwde identiteit op spel zet. Die mening maakt op Stevens duidelijk indruk, net als het advies van een 93-jarige KI-pionier: 'Je moet ermee stoppen. Iedereen is allang dood.'

Op deze manier word je als kijker voortdurend aan het twijfelen gebracht over het nut van de hele onderneming. De wetenschap staat voor niets, maar kan ze werkelijk de gaten vullen die iemand in zijn persoonlijkheid voelt? Of zoals Stevens het zelf formuleert: 'Hoe kan iemand die ik net ontmoet heb, aanvoelen als mijn broer?' De film geeft geen eenduidig antwoord, maar blijkt relevant genoeg door zulke vragen op te werpen. Offspring is een documentaire die niet alleen fascineert, maar ook aan het denken zet. Waarschijnlijk doet de film het daarom zo geweldig bij het IDFA-publiek.

Offspring - Barry Stevens
Canada 2001, 55 min .

27-11-2001, 16:45, Filmmuseum - Grolsch Zaal