Paradiso, voor veel muziekliefhebbers is het de mooiste concertzaal van Nederland. Alle grote artiesten der aarde hebben er gestaan en iedereen heeft zijn eigen bijzondere herinnering aan de poptempel. Hoog tijd voor een waardig eerbetoon in de vorm van een documentaire, en regisseur Jeroen Berkvens levert die bij dezen af.

De camera glijdt hoog langs de gevel, over de muren, de randjes, toont in fraai detail de architectuur en de zon die door de glorieuze glas-in-loodramen schijnt. Met deze prachtige beelden wordt het gebouw de liefde verklaard. Enkele shots later staat Faithless een uitverkochte zaal op te zwepen en toont Berkvens via een rits fragmenten van andere artiesten de rijke muzikale historie : Nirvana, Iggy Pop, Joy Division, U2, John Cale, David Bowie, The Ramones, de lijst lijkt eindeloos.

Natuurlijk is er materiaal uit de begindagen , toen Paradiso een gekraakte vrijplaats was voor hippies, en het eerste Nederlandse punkfestival werd gehouden. Rauwe beelden van The Stranglers gaan richting het einde over in liedjes van Martha Wainwright, Faithless, Daniel Johnston of Patrick Watson. Of die intermezzo’s je iets doen zal afhangen van persoonlijke smaak.

Berkvens weeft er een enorme verzameling artiesten doorheen die vertellen over hun persoonlijke ervaringen en gevoelens. Om dat gevarieerd te houden mixt hij ‘oudjes’ als Henry Rollins en Paul Weller met nieuwelingen als Patrick Watson en Tim Knol. De stijl die hij daarbij hanteert, is divers en fris, bij de montage is alle ruimte genomen om het geheel levendiger te maken.

Meesterlijk is het segment over het moment vlak voor een optreden. In splitscreen zien we verschillende artiesten, zenuwachtig ijsberend, whiskey drinkend of in stilte mediterend, terwijl in een time-lapse de zaal volstroomt. Ze vertellen over de onzekerheid die toeslaat terwijl ze de trap op lopen en het gevoel dat zich van ze meester maakt als ze het podium op stappen. Dit is zo prachtig gefilmd en gemonteerd, en de ontboezemingen zijn zo pijnlijk eerlijk, dat je als kijker plaatsvervangend nerveus raakt.

Op de momenten dat de documentaire breder wordt getrokken en het opeens gaat over touren of het proces van liedjes schrijven voelt dat wat willekeurig en verliest de film aan kracht. Berkvens probeert zoveel mogelijk facetten van de concertzaal aan bod te laten komen. Hierdoor gaat het soms net niet bevredigend genoeg de diepte in, maar vormt het wel een fraai mozaïek en vangt het de ziel van het fenomeen Paradiso.