Het gevarieerde oeuvre van de Brit Michael Winterbottom omvat onder meer sterke politieke films (The Shock Doctrine, In This World, The Road to Guantanamo), thrillers van wisselende kwaliteit (Code 46, The Killer Inside Me), een niet bijster appetijtelijke erotische film (9 Songs) en een paar geslaagde komedies (24 Hour Party People, The Trip).

Zijn nieuwste – The Look of Love – lonkt qua onderwerp en toon naar de onder filmbuffs geliefde biopic 24 Hour Party People (2002), over platenbaas Tony Wilson en de Manchester- muziekscene van de jaren zeventig en tachtig. Maar dat niveau haalt deze nieuwe biopic over het leven van Paul Raymond, eigenaar van een serie erotische theaters in dezelfde periode, niet helemaal. Er zijn wel in het oog springende parallellen.

Behalve de titel van een popsong delen beide films Steve Coogan in de hoofdrol als een flamboyant buitenbeentje achter de schermen van de Britse entertainmentbusiness. Ook nu weer levert dat smeuïge, absurde anekdotes op. Want Paul Raymond was een charmante man, rasentertainer en slimme zakenman. Niet te beroerd om zijn vrijwel naakte vrouw terug een kooi in te sturen bij een nijdige leeuw wanneer dat krantenkoppen en dus volle zalen opleverde. Toen hij in 1958 in Soho een revuebar opende, legde hij daarmee het fundament onder een erotiekimperium dat hem de rijkste man van het land zou maken.

Machteloos was hij niettemin waar het het geluk van zijn dochter Debbie betrof, die na een periode op een kostschool naast hem volwassen werd in een wereld van mateloosheid en exces. In een sleutelscène laat hij het kleine meisje in een taartjeswinkel ongelimiteerd inpakken. Als de gebakjes jaren later voor coke zijn ingeruild, kiest pa opnieuw de weg van de minste weerstand: ‘Ze kan haar eigen beslissingen nemen.’ Nou, niet dus.

Naarmate het erotisch getinte feest dat Wilson geeft over zijn houdbaarheidsdatum raakt, verschuift de aandacht van hem naar de verhouding met zijn dochter. Onder de aanvankelijk opgewekte biopic blijkt dan een tragedie verstopt die als familiedrama afrekent met het softe, nostalgisch-romantische beeld van de erotiekwereld in de jaren zeventig. Zoals dat eerder al gebeurde in films als Boogie Nights, Call Girl en I’m Not a F**king Princess.

Dat geld niet gelukkig maakt en erotiek niet hetzelfde is als liefde, zijn belegen clichés. Dat Winterbottom ermee weg komt, dankt hij aan zijn geraffineerde spel met genrevormen. Vrolijk trakteert hij de kijker op zoveel bloot dat het gaat vervelen. Toch bladert hij wat al te gezwind door het familiealbum, waardoor juist de vader-dochter-relatie te hermetisch blijft in zijn psychologie. Wat rest is de leegte achter het imago: een actueel thema dat ook al in The Great Gatsby, The Last Elvis, The Bling Ring en Behind The Candelabra werd belicht.