Als een bokser die zich voorbereidt op een gevecht, zo wordt Steve Jobs (1955-2011) geïntroduceerd in de film over zijn leven. Of met nog wat meer fantasie: als de verloren zoon die zich aan de gewone stervelingen openbaart.

jOBS begint in 2001, met de slungelige Apple-oprichter - het loopje, de hangende schouders, de gevouwen handen: alle gebaartjes zijn aanwezig bij acteur Ashton Kutcher - die in een aura van licht het podium van de Apple Town Hall- meeting betreedt en de iPod introduceert. Om vervolgens terug te keren naar begin jaren zeventig, toen Jobs als blootsvoetse, lsd-slikkende hippie over de campus van Reed College sjokte, op zoek naar kennis en verlichting.

Uiteindelijk vertelt jOBS (de spelling knipoogt naar Apple's i-producten) grofweg zijn levensverhaal, van de oprichting van Apple Computers in 1976 tot zijn terugkeer als CEO in 1996, nadat hij elf jaar eerder ontslagen was. Maar veel verder dan een redelijk vermakelijke aaneenschakeling van mijlpalen en speeches komt het script van nieuwkomer Matt Whiteley niet. (Opmerkelijk detail : Whiteley is in het dagelijks leven werkzaam als hoofd communicatie voor de miljonair die de film financierde.)

jOBS komt maar niet tot leven. Dat heeft meerdere oorzaken: de matte regie, de knullige montage, waar geen enkel idee achter lijkt te zitten. En natuurlijk Ashton Kutcher, die vriend en vijand al verraste met zijn uitverkiezing, en uiteindelijk het gelijk van al zijn criticasters bewijst. De fysieke gelijkenis is er zeker, maar hij heeft niet het talent om zo'n complex personage gestalte te geven. Stemverheffingen dienen woede te veinzen, twee gevouwen handen en een arrogante grijns staan voor inspiratie. Maar je gelooft geen van beide.

Goed is het dat Jobs zonder al te veel excuses afgebeeld wordt als de koppige hufter die hij was, met hier en daar een afgevijld scherp randje: hij bedroog zijn vriend Steve Wozniak , het technische genie achter de Apple, en hij weigerde zijn dochter Lisa te erkennen, ook al was hij zelf als kind weggeven ter adoptie.

Waarom zoveel collega's ondanks al zijn nare kanten toch nog met achting over hem spreken, en waarom hij als inspirator het beste uit hen wist te halen, blijft in de film ronduit vaag.

Maar nog veel kwalijker is het complete gebrek aan stijl en visie. Nergens voegt Joshua Michael Stern (Swing Vote) met zijn zakelijke regie iets toe. En dat in een film over de man die maandenlang kon zeuren over het ontwerp van een simpel icoontje, en die concurrenten als Microsoft en IBM verfoeide om de inferioriteit en het lelijke design van hun producten. Jobs streefde naar het allerhoogste en de producten van Apple moesten een kunstwerk zijn.

Waar David Fincher met zijn Facebook-film The Social Network (2010) net als Jobs computers sexy wist te maken, daar bereikt Stern het tegenovergestelde.