Haar moeder zocht in Kenia naar beach boys die een beetje liefde konden geven. Haar devote tante vulde de zomervakantie met het kerstenen van ongelovige buurtgenoten. En Melanie zelf – de dertienjarige hoofdpersoon van Hoffnung, het slotdeel van Ulrich Seidls Paradies-trilogie – moet deze zomer naar een afslankkamp voor tieners.

Jammer maar helaas. Seidls trilogie over geloof, hoop en liefde, idealen ontleend aan bijbelse ideeën over het paradijs, is een trilogie over teleurstellingen. Of beter nog, over botsingen, waarbij verlangens stukslaan op de realiteit. Daarom liet de Oostenrijker in de eerste scène van de trilogie een kermisattractie met botsauto's zien. Maar dan wel op z'n Seidls, dus de botsauto’s werden allemaal bestuurd door kinderen met het syndroom van Down. Zie daar de mens, wilde Seidl zeggen. Had hij niet moeten doen. Die korte proloog was eenzijdig en simplistisch en deed geen recht aan het gelaagde verhaal dat volgde en dat ook weer in Hoffnung te zien is.

Onzeker over haar lichaam en opgejaagd door hormonen, valt Melanie voor de arts van het kamp. Elke dag bezoekt ze de behandelkamer met een andere smoes. Dit is het meest intieme van de drie portretten, voor zover Seidl intimiteit toelaat in z'n films, maar of het Melanie lukt om deze veertiger over te halen is aan de kijker om uit te maken. 's Avonds ontsnapt ze met een vriendin naar een aftandse plattelandsdisco in de buurt en wordt daar net niet aangerand door twee opgeschoten jochies. De tragiek is dat al dat wederzijdse misbruik iets lachwekkend banaals heeft.

Toch laat Seidl net als in Paradies: Liebe ook een andere, kwetsbare kant van de personages zien. De arts alleen, rokend en whisky nippend in z'n behandelkamer, Melanie die zich rot voelt en naar huis belt om iets van haar moeder te horen, terwijl wij weten dat die in Kenia met een beach boy in bed ligt en daarom de telefoon niet opneemt.

Dat contrast tussen onbedwingbare verlangens en een onverzettelijke realiteit heeft Seidl nog nooit zo sterk in de vorm van zijn films weten te vangen als in deze trilogie. De strakke kaders, de ordening van personages in het decor en de eindeloze, rituele herhalingsoefeningen zijn de visuele tegenhanger van de vormeloze maar allesbepalende emoties. Drie films lang wist Seidl die spanning vol te houden, zonder dat iemand liefde, god of een slanker lichaam vindt. Geen wonder dat elk deel van de trilogie door 's werelds belangrijkste filmfestivals werd geselecteerd.