De verhaallijntjes zijn bekend, net als de personages, maar de Deense western The Salvation wil het genre dan ook niet opnieuw uitvinden, maar veel meer een ode brengen aan al die grote westerns die ervóór gemaakt zijn.

We herkennen in The Salvation scènes uit de films van John Ford, uit Fred Zinnemanns High Noon en uit de spaghettiwesterns van Sergio Leone, maar dat wil niet zeggen dat The Salvation geen eigen gezicht heeft.

The Salvation heeft wel degelijk een eigen gezicht, en wat voor een: dat van Mads Mikkelsen. Die met zijn hoekige kaaklijn, scherpe jukbeenderen en priemende blik gemaakt lijkt voor het genre.

Mikkelsen is dan ook de grootste troef in deze degelijke, maar gaandeweg steeds ongeloofwaardigere western, die uit financiële overwegingen niet in Amerika, maar in Zuid-Afrika werd opgenomen.

The Salvation begint sterk. Mikkelsen is de Deense boer Jon die na jaren ploegen in Amerika eindelijk zijn vrouw en zoon kan laten overkomen. Maar al in de koets richting boerderij gaat het mis. In een prachtige, van spanning druipende scène vergrijpt een boef zich aan Jons vrouw. Wanneer oud-soldaat Jon vervolgens wraak neemt, krijgt hij de broer van de boef, een nog veel grotere schurk genaamd Delarue, achter zich aan. 

Dat is ook het moment waarop de film ontspoort. Of in ieder geval zo van toon verandert dat het tweede gedeelte niet meer bij het eerste past. Het realisme en de psychologische spanning van het begin maken plaats voor een stripverhaal met clichéhelden en - schurken.

En voor een lange aaneenschakeling van moordpartijen, die opvallend bloedeloos – in de letterlijke betekenis, dan – verlopen. Genreliefhebber Levring is blijkbaar geen fan van de extreem bloederige westerns van Sam Peckinpah.

Rest de vraag wat The Salvation zal toevoegen aan het westerngenre. Het antwoord op die vraag: niets. Op het granieten gezicht van Mikkelsen na, natuurlijk.