Je moet het maar durven, je film openen met een zeven minuten durende scène waarin amper gesneden wordt en een gevangene het misbruik van een achtjarige jongen bekent. Haast terloops doet de pedofiel verslag van zijn misdaad, die tien jaar eerder eindigde met de dood van het jochie. Regisseur François Delisle durft het en gebruikt het moment als startpunt van een schrijnende reis door de levens van de achtergebleven familie.

Chorus is dan ook zware kost, poëtisch vormgegeven met bedachtzame shots en sfeervolle zwart-witcomposities. De werelden van Irène (Fanny Mallette) en Christophe (Sébastien Ricard), de ouders van slachtoffertje Hugo, zijn volledig van kleur ontdaan. De twee zijn ongeveer net zo lang uit elkaar als hun zoon vermist is en ze hebben beiden op eigen wijze net genoeg houvast gevonden om door te kunnen gaan met leven.

Irène zet haar allesverterende verdriet en onterechte schuldgevoelens om in prachtige zang bij een succesvol koor. Regisseur Delisle voert zelfverzekerd zijn stijl van lange shots door: het kippenvel opwekkende gezang wordt minutenlang ononderbroken vastgelegd. Haast onopgemerkt kruipt de camera dichterbij en slokt de ruimte rond Irène op, als symbool voor hoe klein haar wereld is geworden. 'Als je rouwt schuwen de mensen je,' verklaart ze in een voice-over haar eenzaamheid.

Wat muziek is voor Irène, is de zee voor Christophe. Hij is gevlucht naar Mexico, waar hij klussend en zwijgzaam starend door het leven gaat. Ook hier vreet verdriet alle vreugde uit het leven weg. In een van de mooiste en ontroerendste scènes van het filmjaar geeft Christophe zich naakt in de branding over aan de golven, die hem bruut heen en weer spoelen – rollend, buitelend, zonder controle.

Als het bericht komt dat het lichaam van Hugo is gevonden, keert Christophe terug en moet hij samen met Irène een manier vinden om alle ellende achter zich te laten. Tot dat moment geeft Delisle je als kijker amper ruimte om adem te halen. Zodra die er wel komt, verliest het drama behoorlijk wat van zijn kracht en sleept het verhaal zich moeizaam richting het einde. Helaas is het vervolgens ook niet het koor van Irène dat alle eindjes mag samenknopen in een cathartisch slot, maar de Canadese rockband Suuns, die in de vervreemdende laatste scènes een toegift verzorgt.