Chaplin zelf had er waarschijnlijk om moeten lachen, als hij niet dood was geweest. Op 2 maart 1978 stalen twee mannen de kist met zijn lichaam van het Zwitserse kerkhof waar hij begraven lag en eisten losgeld. Chaplin was opnieuw de zwijgende ster.

Xavier Beauvois (Des hommes et des dieux) verfilmde de bizarre geschiedenis als een sympathieke klucht die minstens evenveel tijd neemt voor de tragische als voor de komische kanten van het verhaal. In de openingsscène wordt Eddy ( Benoît Poelvoorde) opgehaald voor de poort van een Zwitserse gevangenis, een poort die verdacht veel lijkt op een van die extravagante poorten van de filmstudio's in Hollywood. Alsof Beauvois wil suggereren dat dit hele verhaal zich in een of ander dromerig filmuniversum zal gaan afspelen.

Eddy krijgt onderdak bij een ouwe maat, de Algerijnse immigrant Osman, en zijn zevenjarige dochter. Osman zit niet op de frivole Eddy te wachten, maar voelt zich verplicht omdat Eddy ooit zijn leven redde. Zelf wil hij niets meer met criminaliteit te maken hebben. De situatie wordt echter ingewikkeld wanneer Osmans vrouw in het ziekenhuis een kostbare heupoperatie moet ondergaan en de banken weigeren geld te lenen. Eddy bedenkt het hachelijke plan om Chaplins lichaam te ontvoeren, nadat hij op tv ziet dat de schatrijke filmster in de buurt begraven ligt.



Het is ironisch, of misschien wel poëtisch, dat het Chaplins lichaam was dat ontvreemd werd, terwijl hij met films als Modern Times en The Great Dictator, maar ook met het typetje van The Tramp , juist onrecht en onderdrukking van de allerarmsten bekritiseerde. Beauvois zag dat ook en het is duidelijk dat hij zijn personages vanuit die gedachte als twee goedaardige maar niet al te snuggere sloebers laat zien.

Helaas neemt hij daar wel erg veel tijd voor. Meerdere scènes duren veel te lang , zonder dat ze iets toevoegen. Voor een verhaal met zoveel bizar-komische ingrediënten is La rançon de la gloire ook opvallend tam. Beauvois wilde er duidelijk geen eendimensionale klucht van maken, maar nu lijkt de film hier en daar te blijven steken in het sociale drama van Osmans beroerde omstandigheden.

Maar het blijft een bijzondere geschiedenis. Een van de nazaten van de ster, Eugene Chaplin, die ook een kleine rol heeft, zei tegen Deadline.com dat de plek waar ze de kist in mei 1978 terugvonden zo mooi was, dat het zonde was om 'm daar weg te halen. Ze deden het toch. Maar ergens, zwijgend op een Zwitserse akker aan de rand van een bos, staat nog steeds een kruis met Chaplins naam.