Bij schapenboer Gummi in de keuken hangt een kalender van 1978 aan de deur. Terwijl de IJslandse film Rams zich toch echt in het heden afspeelt. Een tekenend detail: Gummi is vrijgezel, hij leeft voor zijn schapen, en wat er in zijn keuken aan de deur hangt interesseert hem geen zak.

De boerderij van Gummi ligt behoorlijk afgelegen op het IJslandse platteland , maar hij is er niet alleen: even verderop staat nog een huisje op het erf, waar zijn broer Kiddi woont. Die komt hij tegen op het land en in de schuur, al verloopt dat contact niet erg gezellig. Sterker: de broers hebben elkaar al veertig jaar niet gesproken. Wanneer in de omgeving een schapenziekte uitbreekt , zijn Gummi en Kiddi tot hun ergernis toch op elkaar aangewezen.

Het uitgangspunt van Rams is even tragisch als komisch, en datzelfde geldt voor de hele film. Al moet daar wel bij worden vermeld dat zowel het drama als de humor bijzonder onderkoeld wordt opgediend door regisseur Grímur Hákonarson, die het verhaal baseerde op anekdotes die hij verzamelde op het IJslandse platteland. Wat de een erg komisch zal vinden, zal een ander misschien niet eens opvallen.

Heel veel films worden er niet gemaakt in IJsland, wat wel logisch is voor een land met zo'n 300.000 inwoners. Maar wat er wordt gemaakt, ligt qua toon en sfeer vaak in dezelfde hoek als Rams. Denk maar aan Nói albinói en het recente Virgin Mountain van Dagur Kári, of Of Horses and Men van Benedikt Erlingsson. Droge, licht absurdistische films zijn het, met veel couleur locale.

Die eigenheid staat internationaal succes niet in de weg. Zo won Rams dit voorjaar de hoofdprijs in de Un Certain Regard-competitie in Cannes, en sindsdien groeide de film uit tot festivalhit. Dat is begrijpelijk : exotisch of niet, de personages hebben een universele kwaliteit. Gummi en Kiddi – onweerstaanbaar gespeeld door ervaren theateracteurs Sigurdur Sigurjónsson en Theodór Júlíusson – zijn herkenbaar en aandoenlijk, ook al zijn ze nog stugger en koppiger dan hun schapen.