Met Skyfall (2012) werd het imago van James Bond als stijlvolle en gevatte rokkenjager enigszins in ere hersteld. Opvolger Spectre, de vierde film met Daniel Craig in de hoofdrol en de tweede onder regie van arthouse-lieveling Sam Mendes, doet er nog een schepje traditie bovenop. Er kan eindelijk een lachje van af, en 007 nipt weer genoegzaam aan een Martini.

Spectre opent op fabelachtige wijze, met een vrijwel ononderbroken shot in de straten van Mexico-Stad. Het is de Dag van de doden (Dia de los muertos) en duizenden feestgangers gehuld in doodshoofdmaskers krioelen door de straten. Een uitgelezen mogelijkheid voor Bond dus om in relatieve stilte een aantal criminelen aan hun welverdiende einde te brengen. Maar het loopt allemaal net wat anders, culminerend in een doldwaze helikoptervlucht die de natuurwetten meermaals tart.

De eerste minuten van Spectre, de langste en duurste Bond-film tot nu toe, behoren zonder meer tot het allerbeste wat de franchise door de decennia heen te bieden heeft gehad. Alle lof dus ook voor de Nederlandse cameraman Hoyte van Hoytema (Interstellar), die net als zijn illustere voorganger Roger Deakins voor een donkere en romantische look koos.

Maar de enorme verwachtingen die met die opening worden gewekt, weet de film geen moment in te lossen. Daarvoor is Spectre simpelweg te conservatief, te braaf en te doorsnee. Oké, Bond die op een besneeuwde bergtop de achtervolging op een stel jeeps inzet in een propellervliegtuig, dat hadden we nog niet gezien . Maar verder is het allemaal redelijk standaard: 007 scheurt in een glanzende bolide door nachtelijk Rome, reist per trein door de Sahara en sleurt een aantal wel heel gewillige dames zijn bed in.



Plotgewijs heeft Spectre nog wel enige diepgang te bieden. Op jacht naar de moordenaars van zijn geliefde M (Judi Dench) komt Bond een mysterieuze organisatie op het spoor, die verantwoordelijk lijkt te zijn voor alle dramatische gebeurtenissen uit de vorige drie films. En dan brengt een besluit van de Britse regering ook nog eens een Orwelliaanse nachtmerrie teweeg, inclusief maximale surveillance en drones , waarna alle spionnen van het 00-programma bij het grofvuil worden gezet.

Interessant, al doen Mendes en co er uiteindelijk te weinig mee. Zoals ook de op papier fascinerende schurken (o.a. Christoph Waltz) en Bond-girls (Monica Bellucci en Léa Seydoux) uiteindelijk niet echt tot de verbeelding spreken.

De charme van Daniel Craig, die meermaals geestig uit de hoek komt, en het technisch vernuft van de makers houden Spectre overigens nog wel vrij gemakkelijk op de been. Maar als Bond voor een tweede maal volledig onvoorbereid het hol van de leeuw binnenwandelt, en vervolgens de onvermijdelijke rode cijfers van een tikkende tijdbom in beeld verschijnen, rest weinig anders dan te concluderen dat Spectre door zijn gebrek aan originaliteit en inventiviteit behoorlijk teleurstelt.