Een worstelaar die ooit in arena’s optrad is afgezakt naar sportzaaltjes. The Wrestler is de comebackfilm van Mickey Rourke, die de rol eerst wilde afslaan, omdat hij ‘iets te dichtbij’ kwam.

Randy 'The Ram' Robinson: Goddamn they don't make ‘em like they used to.
Cassidy: Fuckin' 80's man, best shit ever !
Randy 'The Ram' Robinson: Bet your ass man, Guns N' Roses! Rules.
Cassidy: Crue!
Randy 'The Ram ' Robinson: Yeah!
Cassidy: Def Lep!
Randy 'The Ram' Robinson: Then that Cobain pussy had to come around and ruin it all.
Cassidy: Like there’s something wrong, why not just have a good time?
Randy 'The Ram' Robinson: I'll tell you somethin', I hate the fuckin' 90's.

Pro-worstelaar op zijn retour Randy ‘The Ram’ Robinson en paaldanseres op leeftijd Cassidy bespreken in bovenstaande scène uit Darren Aronofski’s The Wrestler de muziek van de jaren tachtig en negentig. Maar ze bespreken natuurlijk ook hun eigen levens. Denken met weemoed terug aan die gouden jaren tachtig, toen ze nog jong waren en de wereld aan hun voeten lag.

Wat deze scène nog versterkt is het feit dat Randy wordt gespeeld door acteur Mickey Rourke. Als die zegt: ‘I hate the fucking 90’s,’ dan weet je dat hij iedere letter meent, want in de jaren negentig nam de carrière van bad boy Rourke een duikvlucht. Het succes van films als Year of the Dragon (1985), 9 ½ Weeks (’86), Barfly (’87), en Angel Heart (’ 87) was opgedroogd, en Rourke, toch al een heethoofd, nam begin jaren negentig een paar jaar vrijaf om zijn geld te verdienen als profbokser. Zonder succes, want hij was toen al stevig over de dertig, en eigenlijk te oud om te boksen.

De terugkeer naar Hollywood, halverwege jaren negentig, leverde lange tijd weinig op. Rourke dook nog wel regelmatig op in allerlei films, maar met uitzondering van Sin City (2005), waren dat films die niemand wilde zien.

The Wrestler, vorig jaar op het festival van Venetië onderscheiden met de Gouden Leeuw voor beste film, is de grote comebackfilm van Rourke. En het is niet toevallig dat hij in die film een pro-worstelaar speelt die in de jaren tachtig in arena’s voor 50.000 man optrad, en ruim twintig jaar later is afgezakt naar sportzaaltjes waar krap 200 man in kunnen. Een schoolvoorbeeld van art imitating life. Begrijpelijk dat Rourke de rol eerst wilde afslaan, omdat hij ‘iets te dichtbij’ kwam.

Maar juist omdat die rol zo dichtbij kwam, is Rourke zo goed in de film. Je moet er niet aan denken dat Randy gespeeld zou worden door Nicolas Cage of Sylvester Stallone, zoals ooit de bedoeling was. Rourke was pas de derde keus van regisseur Darren Aronofski (π, Requiem for a Dream, The Fountain), maar toen Aronofski eindelijk voor Rourke gekozen had, is hij ook vol voor hem gegaan.

Geldschieters hadden namelijk problemen met de als wispelturig en onbetrouwbaar bekend staande Rourke en Aronofski kreeg niet meer dan zes miljoen dollar bijelkaar voor de film. Hij had het dubbele begroot, maar wilde zijn acteur niet kwijt en besloot de film dan maar voor de helft van het geld te maken.

Een geïnspireerde keus , want nog even los van het feit dat Rourke in The Wrestler zijn beste rol ooit speelt (een Golden Globe is al binnen, de Oscar lijkt een kwestie van tijd), maakten de beperkingen waaronder gefilmd moest worden de film alleen maar beter.

De handvol pechvogels die Aronofski’s fantasy-extravaganza The Fountain (2006) hebben gezien, weten dat de maker vorm boven inhoud kan plaatsen. Omdat er voor The Wrestler geen geld was voor dure sets, moest hij wel dicht bij de werkelijkheid blijven.

De wedstrijden van Randy vonden plaats tussen echte pro-worstelwedstrijden door. Zijn tegenstanders worden gespeeld door actieve worstelaars, en veel dialogen in de scènes in de kleedkamers werden ter plekke geïmproviseerd. Cameraman Maryse Alberti kon vaak weinig anders doen dan achter de actie aanlopen, waardoor we – net als in de films van de gebroeders Dardenne – opvallend veel beelden van ruggen zien. En Alberti moest voor de binnenopnamen lichtgevoelige film gebruiken, wat resulteerde in grofkorrelige beelden. Vandaar dat, alles bij elkaar opgeteld, de film voelt als een documentaire. Wat de tragiek van Randy nog eens verder vergroot.

In interviews zeggen zowel Aronofski als Rourke dat er bijna geen special effects gebruikt zijn, en dat Rourke de meeste actiescènes zelf deed. Zoiets kan je in de regel met een korreltje zout nemen, maar als er in The Wrestler al special effects zijn gebruikt, dan zijn die in iedere geval niet meer te zien; en dat Rourke niet bang is voor een beetje pijn, bewees hij wel tijdens zijn kortstondige bokscarrière, waarin hij neus, teen en ribben brak en zijn tong scheurde.

The Wrestler werkt het best in de achteraf sportzaaltjes en op het trailerpark waar Randy woont, omdat alles daar echt voelt. Daar waar je de (sturende) hand van de scenarioschijver voelt, bijvoorbeeld in de moeizame relatie tussen Randy en zijn van hem vervreemde dochter, werkt de film veel minder. Dat hebben we allemaal al eens eerder gezien.

Die pro- worstelscènes kennen we misschien van de televisie, maar in een film hebben we ze in ieder geval nog nooit – zo uitgebreid – kunnen zien. Want hoe populair pro -worstelen in Amerika ook is, The Wrestler is de eerste Hollywoodfilm die zich met het fenomeen bezighoudt. En misschien ook de laatste, want het zal moeilijk worden hem te overtreffen.

The Wrestler gaat 12 februari in première