Anshuman Prasad is set designer en hoofdgast tijdens het Imagine Film Festival. Thema: Building Dreams and Nightmares. ‘Een muur kan er uitzien alsof hij is opgebouwd uit echte stenen, maar meestal is het piepschuim op planken.’

‘De enige baan die ik buiten films maken ooit heb overwogen is die van architect,’ bekende regisseur Christopher Nolan in 2010 aan tijdschrift Wired, ‘want ik ben geïnteresseerd in de overeenkomsten tussen de manier waarop we een driedimensionale ruimte ervaren die door een architect is ontworpen, en de manier waarop het publiek een film ervaart die een driedimensionale beleving biedt, ook al is het een tweedimensionaal medium. Bovendien heeft architectuur verhalende elementen, wat ik fascinerend vind.’

 


Het interview ging over Nolans sf- meesterwerk Inception, waarin een belangrijke rol is weggelegd voor het door Ellen Page gespeelde personage Ariadne. In een toekomst waarin we dromen kunnen delen, moet zij de wereld in die dromen vorm geven. Inception zit vol schietpartijen en achtervolgingen, maar is volgens Nolan een film ‘over architecten, niet over soldaten.’ Omdat het in zijn film over het creëren van werelden gaat. En daarmee over het maken van films.

Wisselwerking
Nolan is niet de enige regisseur met een fascinatie voor architectuur. De Russische filmpionier Sergej Eisenstein studeerde het zelfs, net als collega’s Franco Zeffirelli (Romeo and Juliet) en Michael Cimino (The Deerhunter). David Lynch was tekenaar op een architectenbureau, Alex van Warmerdam ontwerpt al vanaf zijn allereerste film Abel (1986) de huizen waarin zijn films zich afspelen, en net als Nolan wilde ook Wes Anderson architect worden.
Architectuur en filmregie liggen dus dicht bij elkaar. Maar er is ook een belangrijk verschil: de architect ontwerpt een ruimte en stelt zich voor hoe mensen zich daarin bewegen, terwijl de regisseur uitgaat van de mensen in zijn film en zich dan pas voorstelt in welke ruimte zij zich moeten bewegen. Want dat er een wisselwerking is tussen een personage en zijn omgeving hadden filmmakers al snel door. Iemand in een donker steegje met een groot mes in zijn hand vertelt immers een heel ander verhaal dan iemand in een keuken met een koksmuts op zijn hoofd en een groot mes in zijn hand.

Die wisselwerking kan ook subtieler. Een mooi voorbeeld zit in de film Crimson Peak. In dit duistere sprookje van de Mexicaan Guillermo del Toro (Pan’s Labyrinth) volgen we de rijke Amerikaanse erfgename Edith, die begin twintigste eeuw door een verarmde Britse edelman naar diens macabere landhuis in Engeland wordt meegenomen. Daar wordt ze door hem en zijn gemene zuster langzaam tot waanzin gedreven. Om haar geestelijke gesteldheid nog beter te kunnen laten zien, kwam Del Toro op het briljante idee om de afmetingen van de meubels in het landhuis aan te passen aan haar stemmingen. Voelt Edith zich goed, dan is de bank waarop ze zit klein. Voelt ze zich slecht, dan is diezelfde bank een stukje groter (en zij dus relatief een stukje kleiner). De verschillen zijn niet zo groot dat je het als kijker ziet, maar je voelt het wel.



Afspiegeling
Goede filmmakers hebben altijd geweten dat een zorgvuldig gekozen omgeving bepaalde eigenschappen van hun personages kan versterken. Jack Nicholsons personage in The Shining verstrikt zich nu eenmaal makkelijker in zijn eigen waanzin in het enorme, geïsoleerd gelegen Overlook Hotel dan in een willekeurig hotel in de stad. En de gangen in het Londense appartement in Roman Polanski’s psychologische drama Repulsion zijn wel erg smal. Geen wonder dat de neurotische Carol het idee heeft dat de muren op haar afkomen.

Architectuur is niet alleen een afspiegeling van de geestelijke gesteldheid van het personage, het beïnvloedt ook de kijker. Neem het angstaanjagende huis van ‘moeder’ en zoon Bates in Hitchcocks Psycho. Of de boerderij in Van Warmerdams Kleine Teun, waar maar één boom bij staat. Wat zeer ongebruikelijk is, omdat bomen de wind breken en daarom altijd rond een boerderij staan. Behalve in Kleine Teun, waardoor er een sfeer van vervreemding ontstaat. En natuurlijk bepaalt architectuur ook de geloofwaardigheid van fantasiewerelden. Of dat nou Midden-aarde is in de Lord of the Rings-films, of Los Angeles anno 2019 (over drie jaar dus!) in Ridley Scotts baanbrekende sf-film Blade Runner.



De prominente rol van architectuur en vormgeving is onderwerp van het themaprogramma Building Dreams and Nightmares op het komende Imagine Film Festival in Amsterdam. Hoofdgast is de in India geboren Anshuman Prasad (1975), die in eigen land architectuur studeerde, maar naar Hollywood kwam en als set designer heeft meegewerkt aan blockbusters als The Girl with the Dragon Tattoo, Captain America: The Winter Soldier en Batman v Superman: Dawn of Justice. Aan de telefoon vanuit de Warner Bros studio in Los Angeles, waar hij werkt aan de comic-verfilming The Justice League Part One, legt hij uit wat een set designer precies doet.
Prasad: ‘Dat is nogal veranderd de laatste tijd. Eerst was een set designer iemand die de illustraties en schetsen van de production designer omzette in werktekeningen, zodat diens ideeën konden worden gebouwd. Tegenwoordig zijn we al vanaf de scriptfase betrokken bij hoe ruimtes moeten worden ingevuld.’

Met wie overlegt u dan?
‘Met de production designer, en soms ook met de regisseur. Het hangt van de film af. Soms laat een regisseur je je gang gaan , soms wil hij bij alles betrokken zijn. Dat begrijp ik wel, want het is tenslotte zijn film.’

Heeft u het nu toevallig over David Fincher, de regisseur van The Girl with the Dragon Tattoo?
(lachend) ‘Precies. Die heeft heel specifieke ideeën over hoe een set eruit moet zien. Tot in de kleinste details. Op de een of andere manier kan hij dat er allemaal nog bij hebben, terwijl hij ook al moet nadenken over het verhaal en de acteurs. Blijkbaar heeft hij nog mind space over om zich met de kleinste zaken op de set te bemoeien. Bijvoorbeeld hoe een deurkruk eruit moet zien. Of een knop op een kast.’

Is dat lastig of juist prettig voor een set designer?
‘Vooral prettig . Films maken is een heel gemeenschappelijk proces. Elk idee is welkom. Voor The Girl with the Dragon Tattoo ontwierp ik de kelder in het huis van Martin Vanger , waarin al meer dan vijftig jaar jonge vrouwen worden vermoord. De film speelt zich af in Zweden en ik liet me leiden door Scandinavisch design, dat heel minimalistisch is. Wat goed past bij Martin, die in al die jaren heel bedreven in het moorden moet zijn geworden. Alles in die ruimte is gericht op efficiëntie . Voor zijn kelder koos ik van die simpele witte tegeltjes, die je kent uit badkamers over de hele wereld. Zolang ze nog nieuw en wit zijn zien ze er heel onschuldig uit, maar zodra ze iets ouder zijn en vettig en geel geworden zien ze er ineens eng en dreigend uit. Iets wat je zou aantreffen in een gekkenhuis of in oude, half vergane overheidsgebouwen. Grappig hoe zo’n tegeltje heel verschillende gevoelens kan oproepen. Ik gebruikte hagelwitte tegeltjes voor de muren, en oude tegeltjes op de plek waar Martin zijn moorden pleegt. Zo werd die kamer nog dreigender.’

 


Heeft u een opschrijfboekje waarin dat staat over die tegels?

‘Was ’t maar waar! Was ik maar zo georganiseerd. Ik kijk gewoon goed om me heen. Omdat ik oorspronkelijk uit India kom zijn soms de gewoonste zaken voor mij het lastigst. Hoe ziet een doorsnee huis in Amerika eruit? Dat moet ik dan echt onderzoeken.’

Zijn er clichés in set design?
‘Zeker. Ik heb onlangs flink wat medische ruimtes moeten ontwerpen. Om die er eng en dreigend uit te laten zien kan je veel lange naalden laten zien en slangetjes waar bloed door loopt. Maar dat is een cliché geworden. Dan kan je dat allemaal juist weglaten en een smetteloos sobere ruimte laten zien, maar ook dat is inmiddels een cliché geworden! Maar let wel: sommige clichés zijn goede clichés. Neem het huis op de heuvel. Dat huis zal altijd imposant blijven, omdat je ernaar moet opkijken en omdat er geen huizen omheen staan, zodat je je onbeschermd voelt. In plaats van een huis op een heuvel kun je er ook voor kiezen iets in een vallei tussen andere huizen te situeren, maar dan krijg je een heel ander gevoel. Denk maar aan de Lord of the Rings-films en die lieve Hobbits. Die wonen gezellig bij elkaar onder de grond. Terwijl de boze tovenaar in een enorm kasteel bovenop een berg woont. Het zijn clichés, maar het werkt.’



Hoe belangrijk zijn computers bij set design?
‘ Steeds belangrijker. We maken nu heel veel met 3d-printing. De set voor de film 300: Rise of an Empire, waar ik aan meegewerkt heb, was bijvoorbeeld zo goed als in zijn geheel uitgeprint.’

Maar dat voel je toch als kijker? Dat er geen echte materialen gebruikt zijn?
‘We gebruiken vrijwel nooit echte materialen. Dat is de magie van Hollywood. Een stenen muur kan er wel uitzien alsof hij is opgebouwd uit echte stenen, maar meestal is het piepschuim op planken. Het is niet de steen zelf die ons een gevoel van warmte en behaaglijkheid geeft, het is het beeld van die steen. Dat wij anders over steen dan bijvoorbeeld beton denken heeft weinig te maken met hun fysieke eigenschappen, maar veel meer met de associaties die ze oproepen. Een stenen huis is fijn. Beton is iets voor sfeerloze flats. Ik heb architectuur gestudeerd en een aantal jaren op een architectenbureau gewerkt. Mensen vragen me vaak wat ik van mijn werk in Hollywood zou meenemen als ik weer zou terugkeren naar de architectuur. Het belangrijkste voor mij is die vaststelling dat architectuur zo emotioneel is. Je middelbare school, de zolder van het ouderlijk huis, ze geven je allemaal een bepaald gevoel. Dat komt omdat je verhalen plakt op die levenloze objecten. En zo komen ze tot leven.’