De documentaire Hollywood aan de Schelde van Robbe De Hert kwam tot stand net als alle Vlaamse films: zonder geld, met veel bevlogenheid.

‘Mannen, we gaan ’t draaien met wat er is!’ Volgens filmmaker Jan Verheyen is dat een van de meest gebruikte zinnen in de Vlaamse cinema. Eigenlijk is er te weinig geld voor een film, maar ondanks de knellende budgetten worden ze toch gemaakt. Verheyen – bekend van Vlaamse bioscoophits als Team Spirit, Zot van A. en Het vonnis – doet zijn uitspraak in de documentaire Hollywood aan de Schelde, die vanavond op Canvas wordt uitgezonden. Die film zelf is nog het beste bewijs van Verheyens gelijk. Want jarenlang moest regisseur Robbe De Hert (1943) – toch de maker van grote speelfilms als De Witte van Sighem, Blueberry Hill en Lijmen/Het Been – bedelen om geld voor zijn ambitieuze en alomvattende kijk op de geschiedenis van de Vlaamse (lees: Antwerpse) film.

De Hert interviewde vanaf begin jaren tachtig talloze betrokkenen – acteurs, regisseurs, producenten, bioscoopexploitanten – om zo een compleet beeld te krijgen van de Vlaamse filmgeschiedenis. In 2004 lag er al een eerste versie, maar geld voor de rechten van archiefmateriaal en oude filmfragmenten kon De Hert nergens lospeuteren. Wat zijn levenswerk had moeten worden hing jarenlang als een molensteen om zijn nek. Dankzij crowdfunding, een benefietavond (De Nacht van Robbe) en een heleboel van De Herts spaarcentjes zou in 2018 Hollywood aan de Schelde uiteindelijk toch gemaakt worden.

De Witte van Sichem (1980) van Rodde De Hert

Was de film het lange wachten waard? Zeker. Al was het maar omdat de argeloze kijker erin kennis kan maken met Vlaamse filmpioniers als Edith Kiel, Roland Verhavert en Rik Kuypers, en vergeten volkshelden als Charles Janssens, de broers Jef & François Cassiers (aka De Woodpeckers) en Gaston Berghmans. De meeste nadruk in de documentaire ligt op de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, de periode waarin De Hert, mede-oprichter van het Antwerpse filmcollectief Fugitive Cinema, zelf het actiefst was. En toen, zo leren we in de documentaire, met De Herts eigen film De Witte van Sighem ‘de Vlaamse cinema volwassen werd’. Achteraf is het een geluk dat De Hert zijn documentaire niet al in 2004 kon afronden, want nadien heeft de Vlaamse cinema pas echt een vlucht genomen. Films als De zaak Alzheimer en Loft (beide gemaakt door Erik Van Looy), Rundskop (Michaël Roskam) en The Broken Circle Breakdown (Felix van Groeningen) laten zien dat je niet altijd kwaliteit hoeft in te leveren voor kwantiteit. Die films trokken volle zalen en werden ook nog eens overladen met prijzen. Een combinatie waar de Nederlandse collega’s met afgunst naar gekeken moeten hebben.

Van Looy, Roskam en Van Groeningen werden allemaal gescout door Hollywood, maar hun ervaringen daar waren niet onverdeeld positief. Van Looy voelde zich een ‘verkeersregelaar’, die vooral alle betrokken partijen tevreden moest houden, en Van Groeningen, die geen final cut kreeg voor zijn Beautiful Boy, ziet die film nu als 95 procent van hem. En zo eindigt Hollywood aan de Schelde met de enigszins verrassende vaststelling dat Vlaamse filmmakers hun films maar beter thuis kunnen blijven maken. Want ook al is er geen geld, daar heb je tenminste artistieke vrijheid.

Meer over Hollywood aan de Schelde