Camillo Conti: cast.
Er zijn 2 films gevonden.

Toto che visse due volte

1998 |

Italië 1998. Franco Maresco en Daniele Ciprì. Met o.a. Giuseppe Pepe, Baldassarre Catanzaro, Camillo Conti, Pietro Arcidiacono en Carlo Giordano.

Totï che visse due volte is een hommage aan de films van Pasolini. De film bevindt zich ergens halverwege Il Decamerone (qua sfeer) en La ricotta (met expliciete verwijzingen) en is bijna een omkering van zijn Il vangelo secondo Matteo. De verhalen lijken gemaakt door de Pasolini van n  Salï, zij het zonder de verschrikkingen van die film en met een andere toon wat betreft de dood en het hiernamaals. Deze meest pornografische, of beter seks-vijandige film van Ciprç en Maresco is op een troosteloze manier blasfemisch, meer nog dan hun eerdere werk. De liefde is hier een farce en een dierlijke uitlaatklep. In de eerste episode wordt een medaille met de afbeelding van een moeder gestolen en gebruikt als betaalmiddel voor iemand die wil copuleren met een obscene figuur. In de tweede episode worden graven en lijken geschonden, ook dat van een geliefde, om wat goud in de wacht te slepen voor primaire levensbehoeften. In de derde episode zien we een Totï die zich beweegt in een Siciliaans/Palestijns landschap als een oude en vermoeide Christus-figuur, niet meer in staat tot het verrichten van wonderen en uitgelachen door zijn eigen apostelen. Hij is de dubbelganger van Don Totï, een oude, arrogante mafioso, en waart rond temidden van dwergen en gevallen engelen in een desolate woestenij. Hij wordt op voor Palermo typerende wijze gestraft voor zijn laatste wonder, de opwekking uit de dood van een mafiose Lazarus.

lo Zio de Brooklyn

1995 |

Italië 1995. Franco Maresco en Daniele Ciprì. Met o.a. Bruno di Benedetto, Camillo Conti, Luigi Cinà, Rosario Carollo en Antonino Bruno.

De eerste professionele speelfilm van de Palermitanen is een mafiaverhaal vol cinefiele verwijzingen (van de western tot Pasolini) en narratieve onregelmatigheden, al ligt er wel een verhaal aan ten grondslag. Het landschap is dat van de randen van de voorsteden van Palermo. Twee mafiosi (gespeeld door twee dwergen) vragen een treurige familie die uit louter mannen bestaat, om in het geheim een 'boss' te ontvangen die terugkeert op Sicilië. Ze moeten iedereen vertellen dat het hun oom uit Amerika is. De man is met zijn broodmager en zwijgzaam voorkomen een angstaanjagende verschijning. Hij lijkt werkelijk van zeer ver te komen, misschien meer nog wat betreft tijd dan plaats - zio (oom) lijkt op Dio (God). Tussen de mafia-oorlogen door worden er voorbereidingen getroffen voor een feest rond een levend standbeeld van San Polifemo, wiens glazen oog het embleem van de film vormt. Vervolgens zijn er weerzinwekkende spookbeelden, larf-achtige personen, Napolitaanse zangers, meedogenloze killers, boeren die hun ezels prostitueren ten behoeve van obsessieve, gehandicapte pornomanen: allemaal overblijfselen van het mensdom. Ze leven in het landschap van het vagevuur vlak voordat het opgeheven wordt, voordat deze laatste mensen toegelaten zullen worden in het paradijs. Eenmaal in het paradijs aangekomen, dansen ze hun kinderlijke dans voordat ze opgezogen worden door een soort zwart gat, een plek waar alles definitief verloren gaat.