Kim Soo-Chul: muziek.
Er zijn 2 films gevonden.

Taebaek Sanmaek

1994 |

Zuid-Korea 1994. Im Kwon-Taek. Met o.a. An Sung-Kee, Kim Myung-Kon, Kim Gap-Soo, O Jung-Hae en Shin Hyun-Joon.

Deze film is de 94ste van de Koreaanse regisseur Kwon-Taek, die sedert 1970 na een periode van groot succes met commerci[KA3]ele bioscoopfilms, vooral persoonlijke, culturele, literaire werken maakt. Hij verfilmde het boek van Cho Jeong-Lae dat door Song Neung-Han tot scenario werd bewerkt. De handeling speelt zich af in een stadje in Zuidwest Korea in de periode 1948-1950, het voorspel van de Koreaanse Oorlog tussen Noord en Zuid, waarin de geallieerden onder de vlag van de V.N. door de V.S. georkestreerd, meevochten. Het verhaal betreft een viertal personages Bumwoo (Sung-Kee) die geen communisten-vriend is, maar een hekel heeft aan geweld dat door communistenvreters wordt bedreven, Sangku (Gap-Soo) die communisten niet zien of luchten kan, zijn broer Sangjin (Myung-Kon), een overtuigd communist die deelneemt aan de guerilla en zich ophoudt in de bergen rondom de provincieplaats. De vierde figuur is de schone Sohwa (Jung-Hae), een sjamaanse priesteres. In dergelijke verhalen wisselt het machtsevenwicht naar beide zijden: de communisten bezetten onverwacht het plaatsje, maken de rijken (grootgrondbezitters) een kopje kleiner, de regeringstroepen heroveren de stad tegen een hoge prijs, terwijl onschuldige burgers het gelag betalen. Niets nieuws onder de zon als men kijkt naar de recente gebeurtenissen in Tsjecheniën, Bosnië of Afghanistan. Wel dé gelegenheid als men een goede cast heeft de personages flink uit te diepen. Daarin is de regisseur zeer geslaagd, de fotografie van Jung Il-Sung is prachtig en de speciale effecten van Lee Moon-Kul zijn uiterst doeltreffend. Een indrukwekkend werk voor wie wat wil weten van Koreaanse ontwikkelingen uit de geschiedenis van vlak na WO II en het tempo er op de koop toe bijneemt. Met Dolby Stereo-geluid.

Seo-Pyon-Jae

1993 | Muziek

Zuid-Korea 1993. Muziek van Im Kwon-Taek. Met o.a. Kim Myung-Kon, Kim Kyu-Chul en Oh Jung-Hae.

In Korea kent men de Pansori. Om te begrijpen wat dit is, komt waarschijnlijk de rondtrekkende troubadour er het dichtste bij. In gezongen vorm wordt een verhaal verteld door een rondtrekkende minstreel. Deze film gaat over het verhaal van zo`n Pansori - Dongho (Kyu-Chul) - en in die vorm. Het wordt in flashbacks verteld. De film begint als Dongho dertig is; hij vertelt het verhaal over zijn moeder Yu-Bung (Myung-Kon) van wie hij de kunst leerde en zijn geadopteerde zusje Song-Hwa (Jung- Hae), die geleidelijk blind wordt. De film was een gigantisch succes in eigen land (in een korte tijd kwamen meer dan een miljoen mensen kijken, het grootste kassucces aller tijden in Korea) en is voor de Westerse kijker een niet altijd even eenvoudige kennismaking met de ori[KA3]entaalse cinema - er is bijvoorbeeld een sc[KA2]ene van negen (!) minuten, waarin het drietal aan de kim opdoemt en langzaam op de kijker afkomt. De beelden van Jung Il-Sung zijn magistraal en de muziek van Kim Soo-Chul is uniek, zeker voor kijkers uit Europa en Noord- en Zuid-Amerika.