Ontwerper Lucas Maassen bevraagt en onderzoekt systemen. Zijn werk op de Dutch Design Week 2017 gaat over stedelijke ontwikkeling, maar ook over het economische systeem.

Steden zijn booming, zo blijkt uit het fenomeen gentrificatie: de komst van creatievelingen zorgt voor reuring en leidt tot verhipping en opwaardering van een buurt, wat vervolgens weer kapitaalkrachtige mensen aantrekt. Ook in Eindhoven is dat proces in volle gang. Ontwerper Lucas Maassen is hier een goed voorbeeld van, met zijn collectief zit hij voor weinig geld in het leegstaande gemeentepand MO op het Stadhuisplein, midden in het centrum. Met de gemeente is afgesproken dat het creatieve collectief de boel zal opschudden. Dat is dan ook wat ze tijdens de zestiende editie van Dutch Design Week − en daarna − zullen doen, samen met studenten van de opleiding Art Communication and Design van Fontys, waar Maassen doceert.

Vorig jaar maakte Maassen met zijn collectief The Fat Pony, een paardenvleesrestaurant als reactie op het paardenvleesschandaal

Maar dit gebeurt wel met een cynische en kritisch onderzoekende houding, zowel ten opzichte van het fenomeen gentrificatie en de designweek als ten aanzien van hun eigen rol als ontwerpers. ‘Wat is waarde?’ is de hamvraag die gesteld wordt bij de verschillende activiteiten die het collectief organiseert. Het collectief, dat naast Maassen bestaat uit Margriet Craens, Josine Beugels, Woody Veneman en Paul Slot, wordt voor deze gelegenheid Wall Street genoemd. Vorig jaar maakten ze naam met The Fat Pony, een paardenvleesrestaurant als reactie op het paardenvleesschandaal (paardenvlees bleek verkocht te worden als ander vlees of werd stiekem verwerkt in ander voedsel). ‘We willen het financiële centrum zijn in Eindhoven en we willen geen spullen maken, maar waarde,’ legt Maassen uit. ‘De kritische gedachte hierachter is dat DDW een perverse aangelegenheid is waarbij ontwerpers leuren met spullen die niemand nodig heeft.’ Een boud statement voor een ontwerper.

De economie zoals we die kennen, is een door economen geschreven mythe, met alle gevolgen van dien, vindt het ­collectief. Met Wall Street willen Maassen en zijn collega’s onderzoeken wat er gebeurt wanneer niet-economen – zoals ontwerpers, kunstenaars, theatermakers en andere kritische creatieven – zich over een economisch vraagstuk buigen.

Bij binnenkomst betaal je vijf euro en daarvoor krijg je een kapotgeknipt tientje waarmee je drankjes kunt kopen

hangplek

Wat gaat de DDW 2017-bezoeker daar van merken? In het MO komt een restaurant waar je min of meer gratis kunt eten. Bij binnenkomst betaal je vijf euro en daarvoor krijg je een kapotgeknipt tientje waarmee je drankjes kunt kopen. Het eten kost niets en is bereid met ingrediënten die ketens als Makro en Sligro anders zouden weggooien. Er is ook een expositie in het restaurant, met onder meer Money Socks van Jelle Mastenbroek: een doorzichtige spaarpot die een melodietje laat horen na het inwerpen van een muntje, dat uiteindelijk in een oude sok belandt.

De metavraag bij dit alles is: hoe kunnen ontwerpers als probleemoplossers fungeren in een economisch systeem dat zichzelf steeds weer in de problemen brengt? Kunnen ontwerpers geld verdienen door waarde te creëren? En dan ook nog aan de hand van door het collectief opgestelde idealistische criteria, zoals: het mag geen nieuwe crisis veroorzaken, het moet transparant en daarnaast ook leuk zijn. Maassen: ‘Het restaurant moet vooral een gezellige, toegankelijke hangplek zijn, met concertjes en performances.’