De eerste lange documentaire van Guido Hendrikx (28) opent het IDFA: Stranger in Paradise. Een onconventioneel geregisseerde vertelling waarin asielzoekers vernemen hoe ‘Europa’ hen werkelijk ziet.

Stranger in Paradise
Te zien op IDFA op 16, 18, 19, 24 en 25 november

Hoeveel voorkennis wilt u dat kijkers hebben?
Guido Hendrikx: ‘Wat vooral duidelijk moet zijn, is dat in Stranger in Paradise Europa wordt verbeeld door een acteur, Vlaming Valentijn Dhaenens. Hij belichaamt drie gedaanten die samen de machtsverhouding tussen Europa en asielzoekers moet weerspiegelen. In een soort lesruimte spreekt hij als zowel een neoconservatief, idealist en bureaucraat, voor een wisselend gezelschap van mannen en een paar vrouwen van verschillende leeftijden en nationaliteiten. Vervolgens mag je zelf aan het werk. Daarmee bedoel ik dat ik het publiek graag wil uitdagen. Films die alles uitleggen vind ik cynisch omdat die de kijker in mijn opinie niet serieus nemen.’

De acteur staat tegenover werkelijke migranten, soms mensen die net voet aan wal gezet hebben. Snapten zij wat u deed?
‘Hun Engels moest goed genoeg zijn zodat ze begrepen wat er gezegd werd. Verder heb ik uitgelegd dat ze bij vlagen gechargeerde opvattingen te horen zouden krijgen en dat alles wat er in de scènes gebeurde geen gevolgen zou hebben voor hun eigenlijke procedure. Volgens mij was het voor iedereen helder dat ze meewerkten aan een parabel over de werkelijkheid. Veel mensen die de oversteek hebben gemaakt, lopen zich vervolgens vooral te vervelen. Ook de personen die je in de documentaire ziet; ze hingen meestal op straat wanneer wij hen aanspraken. Alleen al onze aandacht was vaak een verademing, een welkome afwisseling van hun eindeloze wachten. En sommigen waren na afloop ook blij, omdat ze op deze manier te weten waren gekomen hoe er in Europa over hen gedacht kan worden.’

Met name de Afrikaanse mannen geven blijk van een naïef idee van hun toekomstmogelijkheden hier.
‘Ze zijn bevangen door de euforie van een veilige aankomst en hebben hoop op een vervolg in welvaart.’

Had u niet beter een voorlichtingsfilm voor hen kunnen maken, in plaats van dit ‘politieke filmessay’, zoals je hoofdpersoon het noemt, voor hoogopgeleid festivalpubliek?
‘Tja, dan zou ik naar plekken in Afrika moeten afreizen waar mensen voor de beslissing staan of ze vertrekken of niet. Maar dan nog, ik denk niet dat die beweging met goede voorlichting is tegen te houden, je zou veel dieper moeten gaan dan dat; maar wat begint waar en wat is daarin ons eigen aandeel? Dat is mijn werk niet, hoewel mijn vragen over mijn eigen rol en de zin van zo’n film als deze er zeker zijn, en ook terugkomen in een reflectieve scène aan het eind. Wie heeft hier iets aan? Ik ben daar vrij cynisch over. De afgelopen jaren heb ik heel wat festivals bezocht met mijn eerdere, kortere documentaires: Onder ons, waarmee ik in 2014 aan de Filmacademie afstudeerde, over drie pedofielen; en Escort, waarin ik het trainingsprogramma volg van de Marechaussee om uitgeprocedeerde asielzoekers met “zachte dwang” het land te doen verlaten. Op die festivals zag ik vooral blanke westerlingen die elkaar verhalen vertellen die bepaalde vooroordelen bevestigen waarna iedereen gewoon weer naar huis gaat; een vicieuze cirkel. Desondanks wilde ik dit maken omdat de machtsverhouding tussen Europeanen en asielzoekers me verwondert; de kloof tussen de gelukkigen en zij die naar geluk verlangen, en hoe wij met hun bewegingen in onze richting omgaan.’  

Waar heeft u gefilmd?
‘Op Sicilië. In 2013 was ik voor het eerst op Lampedusa, nog net iets zuidelijker aan de grens van Europa, waar ik veel gesprekken voerde met net gearriveerde asielzoekers, vlak voor het grote debat erover begon. Ik verbaasde me er toen al over hoezeer het lijdend voorwerp letterlijk buiten de discussie werd gehouden: wij spraken over hen, en dat was dat. Gaandeweg speelde de actualiteit een steeds grotere rol toen we aan het filmen waren, wat ik bijzonder lastig vond want liever wil ik iets vertellen met een grotere afstand tot de tijd. Dat is dus voor de volgende keer.’

Komt Stranger in Paradise voort uit Escort, uw derdejaarsfilm aan de Filmacademie?
‘In zekere zin ja. Ook daar fascineerde me die machtsverhouding, toen tussen escortbegeleiders en uitgeprocedeerden. En ontstond bij mij de vraag wat oprechter is: van het begin af aan eerlijk en direct zijn, of het gebruiken van een vernederende mantel der liefde in de vorm van een, onvermijdelijk paradoxale, humane uitzetting.’

Hoe bewaakte u de documentaire grenzen van deze film?
‘De discussie over die scheidslijn vind ik oninteressant en irrelevant. Je hebt goede en slechte films, meer niet. En voor het vertellen van een verhaal staan er fictieve en documentaire vormen tot je beschikking. Wat niet wegneemt dat ik transparantie belangrijk vind, een film moet geen valstrik zijn en geënsceneerde elementen achteraf verzwijgen is een zwaktebod. Maar het enige waar het uiteindelijk om gaat is het uitgedragen idee en hoe dat de kijker beweegt.’