Ode aan Bies

  • Pieter Waterdrinker

Maarten Biesheuvel schreef prachtig over zijn waanbeelden en existentiële angsten. Op 23 mei viert hij zijn tachtigste verjaardag. Romancier Pieter Waterdrinker is een groot bewonderaar, maar heeft Biesheuvel nog nooit ontmoet. Lees hier het VPRO Gids-artikel.

Bies wordt tachtig jaar! Nu doet zich iets merkwaardigs voor. Hoewel het oeuvre van J.M.A. Biesheuvel – met zijn diep gevoelde (mede)menselijkheid, zijn tsjechoviaanse ontroering, zijn kafkaëske krankzinnigheid en talrijke andere kwalificaties die je er moeiteloos aan kunt geven – als een kathedraal door mijn hoofd zweeft, heb ik hem helaas nog nooit de hand geschud.

Überhaupt is het zo dat ik de mensen aan wie ik in mijn leven het meest denk – buiten mijn vrienden en directe familie natuurlijk – nog nooit heb ontmoet. In het geval van Flaubert, Maupassant, Goethe, Joseph Roth of Stalin is dat niet zo vreemd: ze waren reeds dood toen ik nog moest worden geboren. Hetzelfde geldt voor Hitler, Tsjechov, Couperus, Willem Elsschot.

Maar W.F. Hermans? Hij is van 1921, stierf in 1995. Ik heb dus alle gelegenheid gehad. Stomkop die ik ben. Een tijdje geleden ontmoette ik in Oekraïne een investeerder, een veertiger van half-Oekraïense, half-Nederlandse afkomst. In zijn feeëriek gelegen landhuis, op een flink uur   rijden van Kiev, vertelde hij me hoe hij als piepjonge redacteur van de schoolkrant van het Barlaeus Gymnasium, waarvoor destijds ook Hermans schreef, een paar maal bij ‘oom Wim en tante Emmy’ thuis in Parijs mocht logeren. In het legendarische appartement in het zeventiende arrondissement. Het echtpaar was kennelijk nogal gecharmeerd van de pientere gymnasiast. Hij mocht nog een paar maal terugkomen. ‘Schrijf het allemaal eens op!’ maande ik hem, want als het om de vaderlandse letteren gaat probeer ik in stilte altijd goed te doen.

Al een kwarteeuw ben ik buitengaats. Ik heb gemerkt dat de vrijwillige balling een dampkring om zich heen weet van mensen aan wie hij zich in momenten van vreugde, wanhoop en verdriet (ook in ballingschap gaat het menselijke bedrijf gewoon door) kan optrekken. Puur omdat die personen hebben bestaan, dan wel nog steeds leven. Jarenlang woonde ik in Zandvoort naast Menno Buch. Ik heb hem als 06-sekskoning geboren zien worden. Dat was overigens mooi om te zien. Maar zijn broer Boudewijn heb ik nooit ontmoet. Toch denk ik, wandelend door Moskou, of langs de granieten oevers van de Neva in Sint-Petersburg, vaak aan hem. Doorgaans slechts in een flits. Theo van Gogh, Ischa Meijer? Mijn pad kruiste dat van hen maar een paar keer. Gerard Reve zag ik slechts vanuit de verte, toen hij in 1985 in de Leidse Pieterskerk met sacrale ironie vanaf de kansel zijn vier Albert Verwey-lezingen gaf. Maar ook aan Theo, Ischa en Gerard denk ik vaak.

© Waldemar Post

Ik droomde ervan ooit met Biesheuvel een Duits lied te zingen. ‘Nach Frankreich zogen zwei Grenadier’, die waren in Russland gefangen…

Pieter Waterdrinker

Karel Gerardovitsj

Op mijn zestiende reisde ik met de trein naar Leiden om daar mijn literaire helden van dat moment te zien: Karel van het Reve, Maarten ’t Hart en J.M.A. Biesheuvel. Het was 1978. Ik was er voor het eerst, in Leiden. Ik zocht en ik zocht, liep gejaagd van de Haarlemmerstraat naar de burcht, van de Houtmarkt naar de Hortus, hopend op een wonder, totdat ik uiteindelijk tussen drie Zuid-Amerikaanse hoeren in een kroeg  belandde. Maar helaas – geen brokkie auteur te zien. Bestonden ze eigenlijk wel? Twee jaar later was ik terug in de stad, op bezoek bij een oude schoolvriend. En daar, in een overvol Café Barrera op het Rapenburg, dook zomaar tussen de gewone  stervelingen professor doctor Karel van  het Reve op. Hij stond aan de bar om af te rekenen.
‘Wat hebt u gehad?’ vroeg het meisje achter de toog.
‘Twee thee, geloof ik,’ antwoordde Van het Reve.
Dat nuchter-sonore ‘geloof ik’ was Karel Gerardovitsj ten voeten uit. Ik betreurde het opnieuw dat ik voor mijn studie Russisch het Slavisch seminarium te   Amsterdam (een hel, bevolkt door half- talenten zonder enig gevoel voor literatuur) en niet dat in Leiden gekozen had. Toen ik vorig jaar tot mijn verbijstering werd gevraagd voor het programma Zomergasten lichtten een miljoen tv- fragmenten, als sterren aan een hemelgewelf, in mijn hersenpan op. Het grote kiezen zou beginnen. Maar één ding wist  ik zeker: met alle geweld zou ik vasthouden aan de scène van Maarten, in de stoel op zijn werkkamer met het tasje van zijn moeder, prachtig gefilmd door cineast Jan Louter, wiens documentaire over het leven van Gerrit Komrij en zijn wederhelft Char les Hofman in Portugal eveneens tot mijn privéklassiekers behoort. Met Jan dronk ik eens koffie in Moskou. Hij is tot mijn geluk bezig met een nieuw tv-eenluik * over Biesheuvel. 

een leven in verhalen

Dichter Anton Korteweg schreef eind jaren tachtig het volgende kwatrijn:  

Biesheuvel lezen. Binnen handbereik port en sigaren. Naast me het getik van breinaalden. Zwartje en  Borre spinnen. Wie er ook ongelukkig is – niet ik.

Blijkens de nieuwe, twintig afleveringen tellende podcast Het beste van Biesheuvel hebben de destijds door hem voor de  radio voorgelezen verhalen de tand des tijds prima doorstaan. Naast optredens uit de VPRO-radioprogramma’s Pandemonium, De suite en Meesters der voordrachtskunst is een gesprek te beluisteren tussen biograaf in spe Erik de Bruin en radiomaker Remy van den Brand. De Bruin: ‘Maarten is huiverig voor een biografie, hij zei: lees mijn verhalen en je weet alles over mijn leven. Misschien moet zijn biografie dan ook “Een leven in verhalen” gaan heten. Als we er nu in  slagen de juiste selectie te maken ís de  podcast straks misschien wel Maartens biografie. Voor de podcast selecteerden we de ontroerendste, grappigste en meest fantastische verhalen die Maarten de afgelopen veertig jaar voorlas voor de radio. Het werd een eerbetoon aan de grootste verhalenverteller die onze literatuur rijk is.’
Vooruitlopend op de podcast en  Biesheuvels tachtigste verjaardag op 23 mei is zondag in Radio doc een nieuwe documentaire te horen van radio- en filmmaker Jan Louter, die in 1992 over Biesheuvel al de tv-documentaire De angstkunstenaar maakte. Louter is Biesheuvel en diens vorig jaar overleden vrouw Eva altijd blijven volgen. Zijn documentaire Sunny Home bevat niet eerder uitgezonden opnamen van zowel Maarten als Eva.

© Patricia Nauta / HH

poezenkalender

Met Kees sprak ik over het droevige heengaan van Eva. Hij was verbijsterd toen ik zei dat ik ook Eva nooit in persoon had ontmoet, maar wel een aantal malen vanuit Rusland aan de lijn had gehad. Toen Biesheuvel in 2007 de P.C. Hooftprijs werd toegekend, pende ik voor Hollands Maandblad een verhaaltje neer waarin ik beschrijf hoe ik tot de literatuur ben gekomen. Boeken waren er vrijwel niet bij ons thuis; wel een bakbeest van een radio en de intuïtief goede smaak van mijn ouders. Zo raakten mijn broers en ik als tieners verslaafd aan het legendarische vpro-programma De suite, waarin Biesheuvel in een gekkenhuis dat mede werd bewoond door Jan Donkers, Wim T. Schippers, Johnny van Doorn, de reeds genoemde Ischa Meijer en andere briljante ongeleide projectielen

niet alleen zijn verhalen op meesterlijke wijze voorlas maar ook zong. Veel Schubert. Ik droomde ervan ooit met Biesheuvel een Duits lied te zingen. ‘Nach Frankreich zogen zwei Grenadier’, die waren in Russland gefangen…’
Wie had kunnen bevroeden dat het leven zou lopen zoals het liep? Toen ik halverwege de jaren negentig naar Moskou ging, benaderde Wim Noordhoek mij of ik eens iets wilde doen voor De avonden, de opvolger van De suite. Met mijn allereerste mobieltje liet ik de VPRO-nachtluisteraars live kennismaken met het winterse gekraak der Moskouse sneeuw. Later mocht ik af en toe wat komen voorlezen in Studio Desmet in Amsterdam, waar mijn leven werd verrijkt door ontmoetingen met Anton de Goede en de innig betreurde Wim Brands. De stille hoop daar eindelijk eens Maarten Biesheuvel tegen het lijf te lopen bleek helaas ijdel.   Twee jaar geleden – ik was onderweg naar Odessa – belde Eva me vanuit Leiden met de vraag of ze het bewuste verhaaltje (‘Zingen met Biesheuvel’) bibliofiel mocht herdrukken, als geschenk voor de donateurs van de kort ervoor ingestelde Biesheuvelprijs. ‘En wanneer gaan we elkaar nu eindelijk ontmoeten? Snel, dat hoop ik echt…’ Met Kerstmis stuurde ik Eva een doos chocolade en een Russische poezenkalender, op initiatief van mijn vrouw Julia. Naast chocoladeverslaafde is zij, net als Eva, poezofiel. Maar het kwam er maar niet van. Helaas. En nu is het te laat.