Ter voorbereiding op de voorstelling, die tijdens het Holland Festival drie keer te zien zal zijn, zal Oral een aantal weken met haar moeder in een flat in de Bijlmer wonen en repeteren. Voor het eerst in hun leven zijn ze zo lang samen; waar dat toe leidt is ongewis. Oral: ‘Misschien eis ik weer mijn blote lijf op in haar bijzijn.’ Iets wat ze eerder deed tijdens hun gezamenlijke fotosessie ten behoeve van de thematisch aansluitende portretfoto’s die gedurende het Holland Festival op posterformaat in de stad komen te hangen.
Oral is een vrijgevochten vrouw die veel met haar hoofddoekdragende moeder heeft gestreden. Meer dan in de Nederlandse cultuur, licht Roosen toe, kan het innemen van je eigen positie je je totale bedding kosten. ‘Wij gaan na een jaar of twee, drie van afstand misschien weer eens op verjaardagsvisite en langzaamaan ontstaat er een nieuwe omgangsvorm. Bij moslims is dat anders, daar groei je op in een groepscultuur en moet je om een individu te worden iets opgeven. Iets groots.’ ‘En dat wil ik niet meer,’ vult Oral aan. ‘Ik wil dat offer van “me losscheuren” niet langer brengen. Ik hoor erbij, bij waar ik vandaan kom, ik wil daar thuis kunnen zijn, maar wel als mezelf. Ik heb recht op mijn familie, ik wil niet meer zonder hen.’
Oral haalt een lastig te vertalen Turks woord aan, benimsemek. ‘In het Nederlands zouden we iets zeggen als toe-eigenen, maar dat dekt de lading niet goed genoeg. Het betekent meer dat je iets of iemand “ikt”. Adelheid is niet mijn zus, maar zij gaat mij wel aan, dus ik “ik” haar. En zo is dat ook met mijn familie, met wie ik wel een bloedband heb, ik “ik” mijn familie. Snap je?’