op een onbewoond eiland
Acht overlevenden van een vliegtuigramp stranden op een minuscuul eilandje – en dan? Tot elkaar de hersens inslaan komt het niet. Liever zoekt de Franse theatermaker Philippe Quesne de lichtheid van het bestaan.
Terwijl het publiek zicht nestelt in hun stoelen start op schermen boven het toneel een video waarin we de acht in het vliegtuig zien zitten. Het gepruts met kinderbestek, allemaal een drankje, allemaal ook ingesnoerd in de stoel – de beklemming van zo’n vliegreis slaat over op de zaal en ook wij voelen ons schouder aan schouder zittend even sardientje. En dan: noodweer. De schermen gaan uit en in de zaal ontrolt zich met veel drama, rook en harde knallen een mini-Spielbergfilm. En dan komt de crash. Als de rook optrekt, zien we een verlaten eilandje omringd door water, dat af en toe langzaam ronddraait. Uit het wrak kruipen verfomfaaid de overlevenden, om hen heen ontplofte rolkoffers. Daar ligt het moderne leven, aan gruzelementen.
Het decor is het centre piece in al zijn werk. Philippe Quesne: ‘Het eiland is de eigenlijke hoofdpersoon én de held van Crash Park. De natuur is belangrijk. Zelfs als die helemaal bestaat uit karton en papier. Zoals ook Fellini en Tati, die ik zeer bewonder, het reële mengen met de fantasie. Er zit veel Tati in mij. Ik gebruik dezelfde losse vorm en ook bij mij gaat het niet over goed en slecht.’
Zoals een kameleon van kleur verschiet, zo transformeert het eiland: strandtent, bacchanaal, Love Boat, de pruikentijd en het Slavenkoor, het komt allemaal voorbij in vaak hilarische scènes, geraffineerd uitgevoerd. In een tijd waarin engagement, soms al te nadrukkelijk, terug is van weggeweest in het theater slaat Quesne af, en zoekt de lichtheid. Hij schept lucht, voor een wereld met ademnood.