A.L Snijders

Een angst. Ik ben een Rus of een Duitser, ik woon in Moskou of Berlijn, jaren dertig. Er wordt op de deur geklopt, ik moet mee, ik word ondervraagd, ik ben onschuldig, ik heb het niet gedaan, mijn ontkenning helpt niet, ik ben kansloos – ik kom in de cel, ik word verbannen of ik sterf.

Een angst. Ik ben een Rus of een Duitser, ik woon in Moskou of Berlijn, jaren dertig. Er wordt op de deur geklopt, ik moet mee, ik word ondervraagd, ik ben onschuldig, ik heb het niet gedaan, mijn ontkenning helpt niet, ik ben kansloos – ik kom in de cel, ik word verbannen of ik sterf. Het is een van mijn boze dromen, ik ben geen geoefende droomuitlegger, maar ik denk dat deze droom betekent dat ik het idee van de rechtsstaat te mooi vind. Soms denk ik dat ook als ik wakker ben. Ik zag een reportage over een familie in Zeeland, man, vrouw, zoon. De zoon werd ervan verdacht een caisson op het strand te hebben opgeblazen, een grote knal, verder niks. Hij werd in verzekerde bewaring gesteld na aanwijzingen van roddelaars. Zijn ouders werden ook even vastgehouden als medeplichtigen. De zoon moest meer dan drie maanden wachten op zijn vrijheid. De echte daders werden gevonden en gestraft, maar de vader, de moeder en de zoon blijven schuldig. Hun werk, hun aanzien, hun inkomsten, hun toekomst, alles is verslechterd. De verklaring zit in een eenvoudig gezegde: waar rook is, is vuur. Daar doet de rechtsstaat niets aan.